Uitspraak
mr. J.W.J. Hijnen,kantoorhoudende te Enkhuizen,
mr. J.F.R. Eisenberger, kantoorhoudende te Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de overblijvende aansprakelijkheid van [[A]B] ingevolge een 403-verklaring. De zaak betreft een verzoek van [X], die in dienst was bij Schildersbedrijf, om het verzet tegen de voorgenomen beëindiging van de aansprakelijkheid van [[A]B] ongegrond te verklaren. De rechtbank Noord-Holland had eerder bepaald dat [[A]B] zekerheid moest stellen voor betaling van een ontbindingsvergoeding aan [X]. Na een hoger beroep door [[A]B] heeft de Ondernemingskamer de zaak behandeld op 19 juni 2014.
De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de intrekking van de 403-verklaring geen afbreuk doet aan de aansprakelijkheid voor schulden die onder de reikwijdte van de intrekking vielen. De rechtbank had geoordeeld dat de vordering van [X] uit hoofde van de ontbindingsvergoeding niet werd geraakt door de intrekking van de 403-verklaring. De Ondernemingskamer heeft deze conclusie bevestigd en geoordeeld dat de aansprakelijkheid van [[A]B] voor de ontbindingsvergoeding van [X] nog steeds van toepassing was, ondanks de intrekking van de 403-verklaring.
De Ondernemingskamer heeft de grieven van [[A]B] verworpen en geoordeeld dat de aansprakelijkheid van [[A]B] jegens [X] niet beëindigd was. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en [[A]B] werd veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt de blijvende aansprakelijkheid van moedervennootschappen voor schulden van dochtervennootschappen, zelfs na intrekking van een 403-verklaring, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.