ECLI:NL:GHAMS:2014:2750
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling en gezag over minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn dochter werd afgewezen. De man heeft op 9 oktober 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van 10 juli 2012. De vrouw heeft op 14 december 2012 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 7 maart 2013 behandeld, waarbij het hof partijen verwees naar het Omgangshuis voor het starten van omgang. De man heeft echter de intake-kosten niet betaald, waardoor het traject is afgesloten. Op 26 maart 2014 is de behandeling voortgezet, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was.
De feiten van de zaak zijn dat de man en vrouw een relatie hebben gehad en een dochter hebben, geboren in 2007. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over de dochter, die bij haar verblijft. De rechtbank had eerder bepaald dat partijen zich moesten wenden tot het Omgangshuis voor begeleide omgangscontacten. De man verzoekt nu om een omgangsregeling en gezamenlijk gezag, maar de vrouw verzet zich hiertegen.
Het hof oordeelt dat de man zijn verplichting tot omgang heeft verzaakt en dat verdere pogingen om een omgangsregeling tot stand te brengen in strijd zijn met de belangen van de minderjarige. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de man af. Ook het verzoek om gezamenlijk gezag wordt afgewezen, omdat partijen niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de minderjarige. De man wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.