ECLI:NL:GHAMS:2014:2706

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
10 juli 2014
Zaaknummer
200.142.079/01 200.142.079/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende stabiliteit van verzoeker

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van [verzoeker] tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het verzoek was ingediend na een eerdere afwijzing door de rechtbank Noord-Holland op 11 februari 2014. [verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift aangevoerd dat hij zijn leven heeft verbeterd en dat hij zich heeft aangemeld bij een hulpverlenende instantie voor ondersteuning bij het stoppen met gokken. Hij heeft ook aangegeven dat hij loopbaanbegeleiding ontvangt en hoopt op een reguliere baan.

Het hof heeft echter geoordeeld dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] zijn leven zodanig heeft gestabiliseerd dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling kan nakomen. Ondanks zijn inspanningen en de positieve ontwikkelingen, zoals het zoeken naar hulp, is er onvoldoende basis om te concluderen dat hij zijn gokgedrag onder controle heeft. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] na de indiening van zijn verzoek nog heeft gegokt en dat de behandeling door de hulpverlenende instantie nog niet was begonnen. Dit alles heeft geleid tot de conclusie dat toelating tot de schuldsaneringsregeling op dit moment niet mogelijk is.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien dit verzoek was ingetrokken. Het staat [verzoeker] vrij om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen, mits hij kan aantonen dat hij zijn behandeling succesvol heeft afgerond en geen terugval in zijn gokgedrag heeft gehad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummers : 200.142.079/01 en 200.142.079/02
rekestnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/208640/FT RK 13.2057
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 maart 2014
in de zaak van:
[verzoeker],
wonend te [woonplaats],
advocaat:
mr. S. Faberte [vestigingsplaats].

1.Het geding in hoger beroep

Verzoeker wordt hierna [verzoeker] genoemd.
[verzoeker] is bij op 19 februari 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2014, waarbij zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Voorts heeft [verzoeker] op 21 februari 2014 een verzoekschrift tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 287 lid 4 Faillissementswet (Fw) ingediend.
Namens [verzoeker] zijn bij brieven van 26 en 28 februari 2014 nadere producties ingediend.
Voorts heeft mr. Faber voornoemd bij faxbrief van 28 februari 2014 het verzoek voorlopige voorziening namens [verzoeker] ingetrokken.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van 4 maart 2014. Bij die behandeling is [verzoeker] verschenen, bijgestaan door mr. Faber voornoemd, die het verzoekschrift heeft toegelicht.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, van het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en van de overige genoemde nader overgelegde stukken. [verzoeker] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1.
[verzoeker] heeft in het verzoekschrift verzocht om alsnog tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten. Daartoe heeft [verzoeker] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. [verzoeker] heeft ingezien dat hij in het verleden onverantwoord gedrag heeft vertoond. Hij heeft zijn CV fraaier willen maken door er op te zetten dat hij een onderneming heeft gehad om een gat in zijn CV te camoufleren. Verder heeft hij tot januari 2014 geregeld geld uitgegeven aan gokken. Dit gebeurde niet heel vaak en niet met grote bedragen, maar [verzoeker] begrijpt thans dat dit gedrag hem geen goed heeft gedaan.
Het gaat thans beter met [verzoeker]. Hij heeft zich aangemeld bij [een hulpverlenende instantie] voor ondersteuning bij zijn streven blijvend te stoppen met het pokeren en andere vormen van gokken. Voorts krijgt hij loopbaanbegeleiding. Hij werkt thans met behoud van zijn uitkering, maar hoopt gauw een reguliere baan te vinden.
[verzoeker] was erg teleurgesteld dat het door hem aangeboden minnelijk akkoord niet door zijn schuldeisers is geaccepteerd. Hij hoopt op toelating tot de schuldsanering, zodat hij een kans krijgt, vanuit een stabiele woonsituatie, verder aan zijn toekomst te werken.
2.2.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep komt het hof tot het volgende oordeel. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] zijn leven thans zodanig gestabiliseerd heeft dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal kunnen nakomen. Weliswaar is gebleken dat hij op de goede weg is en dat hij zich inzet om zijn leven verder op orde te krijgen en te houden, maar een en ander biedt thans onvoldoende basis om aan te nemen dat hij aan de langdurige verplichtingen van de schuldsaneringsregeling zal kunnen voldoen. Immers, vast staat dat [verzoeker] nog na de indiening van het onderhavige verzoek om tot de schuldsaneringsregeling te worden toegelaten heeft gegokt, en dat de begeleiding dan wel behandeling door de [hulpverlenende instantie] nog geen aanvang heeft genomen nu [verzoeker] zelf heeft verklaard eerst op 7 maart 2014 aldaar zijn eerste afspraak te hebben. Anders dan [verzoeker] heeft gesteld kan in het licht van het voorgaande niet worden gezegd dat hij zijn gokgedrag dan wel gokverslaving volledig onder controle heeft en dat hij ook in tijden van tegenspoed niet weer aan het gokken zal slaan. Een en ander staat thans aan zijn toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg.
Het staat [verzoeker] vrij te zijner tijd opnieuw een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in te dienen, indien hij kan aantonen dat hij de behandeling bij de [hulpverlenende instantie] met goed gevolg heeft afgerond en hij gedurende langere tijd geen terugval in zijn gokgedrag heeft gehad. Verder doet [verzoeker] er goed aan in contact te blijven met de schuldhulpverlening teneinde te bezien welke mogelijkheden van schuldoplossing (minnelijke regeling en/of dwangakkoord) voor hem passend zijn en welke middelen hem ten dienste staan voor het geval hij geconfronteerd wordt met een dreigende ontruiming of afsluiting van energie.
2.3.
Het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd.
2.4.
Nu [verzoeker] het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft ingetrokken, kan hij daarin niet worden ontvangen.

3.Beslissing

Het hof:
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening;
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, F.J.P.M. Haas en E.J. Rotshuizen en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.