ECLI:NL:GHAMS:2014:266
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaken en de toepassing van de Wet WOZ in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Heemstede. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, gelegen aan [a-laan] [1] te [P], voor de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 780.000 per 1 januari 2011, maar belanghebbende betwistte deze waardering en stelde dat de waarde lager moest zijn, namelijk € 631.520. De rechtbank Haarlem had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft de feiten en het procesverloop in detail vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van de WOZ-waarde, waarin vergelijkingsobjecten werden gebruikt. Belanghebbende voerde aan dat de grondstaffel die door de heffingsambtenaar was gehanteerd, niet deugde en dat de waarde van zijn woning te hoog was vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs had geleverd dat de woning op de peildatum een waarde van tenminste € 780.000 had. Het Hof concludeerde dat de waarde van de woning in goede justitie moest worden vastgesteld op € 760.000, rekening houdend met de wet van het afnemende grensnut en de specifieke omstandigheden van de woning.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. Het Hof benadrukte dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de door hem gehanteerde grondstaffel een juiste waarderingsmaatstaf opleverde voor de percelen in de buurt. De uitspraak is openbaar gemaakt en belanghebbende kan binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.