Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
STICHTING [Y],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
data roomopgenomen die door potentiële kopers in het kader van de
due diligencekon worden geraadpleegd. In deze
data roomheeft[Y] een mede namens haar ondertekende brief aan [B] Vastgoed B.V. (verder: [B]) van 2 september 1994 opgenomen, waarbij [B] de huurovereenkomst inzake (een deel van) het winkelcentrum is toegestuurd en waarin onder meer is vermeld:
data roomopgenomen, evenmin als het door [C] N.V. (verder: [C]) opgemaakte rapport (gedateerd “september 1993”) van de op 28 september 1993 door haar uitgevoerde asbestinventarisatie van het [A] filiaal in het winkelcentrum.
data roomopgenomen het door [Z] Group B.V. (verder: [Z]) opgestelde rapport “Asbestos Survey [E] Amsterdam” van 13 november 2007 met betrekking tot het door haar (indirect) in opdracht van[Y] in september en oktober 2007 uitgevoerde onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in het winkelcentrum. In dat rapport wordt melding gemaakt van het feit dat in het winkelcentrum in de
“hood in former heating room in basement”van de winkel van [A] een beperkte hoeveelheid niet gebonden asbest is aangetroffen. Op de verdere inhoud van dit rapport zal hierna nog worden ingegaan.
. The Buyer acknowledges and agrees that after expiry of the period mentioned in the previous sentence, the Seller can not be held liable for any Breach any longer, such without prejudice to Article 25.6.
“Seller’s Breach”als bedoeld in artikel 25 van de koopovereenkomst en voor alle daaruit voortvloeiende schade. Bij brief van 2 augustus 2011 van haar advocaat heeft[Y] iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.
data roomhad moeten opnemen, evenals het aldaar genoemde rapport van[C] van september 1993, in welk rapport volgens [X] wordt geconcludeerd dat er ten tijde van de door [C] uitgevoerde asbestinventarisatie in de winkel van [A] in het winkelcentrum een aanzienlijke hoeveelheid spuitasbest en asbeststof aanwezig was.
data roomhad moeten opnemen. In dit verband merkt het hof op dat [X] alsdan uit het gefactureerde bedrag van bijna ƒ 300.000,= weliswaar zou hebben kunnen concluderen dat het destijds om een niet geringe sanering ging, maar dan toch ook dat juist daarom de kans gering was dat in 2007 ter plaatse nog steeds asbest aanwezig zou zijn. In zoverre acht het hof de grief dus onvoldoende toegelicht. Overigens bleek de niet geringe omvang van de sanering ook al uit het feit dat[Y] in haar brief aan [B] van 2 september 1994 schreef daarvoor circa drie weken nodig te hebben.
data roomheeft kunnen opnemen. Uit de door [X] in de toelichting op de grief meer concreet aangevoerde feiten en omstandigheden kan de juistheid van haar onderhavige stelling niet worden afgeleid noch kan op die feiten en omstandigheden zelfs maar een vermoeden van juistheid worden gebaseerd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat[Y] onweersproken heeft gesteld dat zij, een (groot) pensioenfonds, het winkelcentrum aan een derde in beheer had gegeven, zodat - anders dan [X] betoogt - er niet zonder meer van kan worden uitgegaan dat[Y] nauw betrokken is geweest bij de sanering in 1994/1995. Bovendien heeft die sanering - naar[Y] onweersproken heeft gesteld - plaatsgevonden weliswaar op kosten van[Y] maar in opdracht van een zelfstandige ontwikkelaar die bezig was voor eigen rekening en risico een uitbreiding van het winkelcentrum te creëren. Bij gebreke van een voldoende concreet bewijsaanbod van [X] ter zake gaat het hof dan ook aan de onderhavige stelling van [X] voorbij. Het kan[Y] dus niet worden verweten dat zij het rapport van[C] niet in de
data roomheeft opgenomen. Ook dit onderdeel van de grief heeft geen succes.
grieven 2, 4 en 6kunnen gezamenlijk worden besproken. Zij houden in dat de rechtbank in overweging 4.4 van het vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat [X] uit het rapport van [Z] heeft moeten kunnen afleiden dat in het winkelcentrum mogelijk meer asbest aanwezig was dan die waarvan dat rapport melding maakt, dat dit voor [X] aanleiding had moeten zijn daarover vragen te stellen of nader onderzoek te doen, dat[Y] [X] met dat rapport niet op het verkeerde been heeft gezet en dat het feit dat dit rapport niet uitsluit dat er nog meer asbest in het winkelcentrum kon worden aangetroffen niet zonder meer een mededelingsplicht voor[Y] oplevert. [X] stelt dat [Z] in haar rapport weliswaar heeft verklaard haar onderzoek in overeenstemming met de zogeheten BRL 5052-norm te hebben uitgevoerd, maar dat dit in feite - op een aantal door [X] concreet aangegeven onderdelen - geenszins het geval is geweest. Dit is volgens [X] te meer kwalijk, omdat het rapport vermeldt, zakelijk weergegeven, dat het voornemen van[Y] het winkelcentrum te verkopen de reden voor het onderzoek was. Ter adstructie van deze stellingen heeft [X] een rapport van [D] Ingenieursbureau B.V. (verder: [D]) van 25 januari 2012 overgelegd, volgens hetwelk
“onbegrijpelijk(is)
dat een deskundig onderzoeker(kennelijk [Z]; hof)
, werkend volgens de ook in 2008 voorgeschreven methoden (BRL 5052 norm), deze asbesttoepassing(verwezen wordt naar de op 21 juli 2011 door [D] aangetroffen restanten spuitasbest in de winkelruimte en in het magazijn van de winkel van[A]; hof)
over het hoofd kan hebben gezien”. [X] meent dat[Y] ten opzichte van haar beschikte over een kennisvoorsprong en haar mededelingsplicht heeft geschonden door die relevante kennis voor haar achter te houden.
data roomhad mogen opnemen, maar ziet daarbij over het hoofd dat[Y] de onder 3.1 (a) vermelde brief aan [B] wel in de
data roomhad opgenomen en dat zij zelf vanwege die brief bedacht moest zijn op dat “asbestverleden”. Bovendien staat tussen partijen niet ter discussie dat [Z] een gerenommeerd en in asbestonderzoek gespecialiseerd bedrijf is, zodat[Y] in beginsel op de juistheid van het rapport van [Z] mocht vertrouwen. Voormeld rapport van [D] doet daaraan niet af. Weliswaar is opvallend dat het rapport van [Z] geen melding maakt van de in 1994/1995 plaatsgevonden hebbende sanering, maar niet is gesteld of gebleken dat[Y] bewust heeft nagelaten [Z] over die sanering in te lichten of [Z] de opdracht heeft gegeven van die sanering geen melding te maken.
data roomen het in het rapport van [Z] gegeven advies nader onderzoek naar de aanwezigheid van asbest te laten verrichten alvorens sloop- en ontmantelingswerkzaam-heden te laten plaatsvinden, kan, bij gebreke van gestelde feiten of omstandigheden die indien juist nopen tot een ander oordeel, niet worden geconcludeerd dat[Y] door het opnemen van het rapport van [Z] in de
data room[X] bewust in de waan heeft gebracht of gelaten dat er geen nader asbestonderzoek in het winkelcentrum behoefde plaats te vinden.
“The Purchaser(s) of (parts of) the Retail Portfolio shall, under certain conditions, be entitled to rely on the reports produced by (…) [Z] Group BV (…)”in paragraaf 6.7 van het op 27 oktober 2007 door [X] van[Y] ontvangen zogeheten
Information Memorandum. Met de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat het op de weg van [X] had ge-legen over de aanwezigheid van asbest vragen aan[Y] te stellen of daarnaar nader on-derzoek te doen. Vaststaat echter dat [X] het een noch het ander heeft gedaan.
data roomheeft opgenomen en reeds daarom voor de inhoud daarvan heeft in te staan.
grieven 7 tot en met 10strekken ten betoge dat de rechtbank in de overwegingen 4.5 en 4.6 van het vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat[Y] de op haar als verkoper rustende mededelingsplicht (ook overigens) niet heeft geschonden, dat[Y] evenmin een in de koopovereenkomst neergelegde verplichting niet is nagekomen en dat[Y] niet heeft gehandeld in strijd met wat zij in die overeenkomst heeft verklaard.
no materials have been used in the Registered Property (or the installations present therein) that can be harmful to the environment or to public health or that can be regarded as chemical waste, including asbestos-containing materials, except if stated otherwise in the reports as mentioned in Article 21.5”- juist, onzorgvuldig en roekeloos was, ziet zij eraan voorbij dat[Y] deze mededeling blijkens de aanhef van artikel 21.2 slechts heeft gedaan “
to the Seller’s Best Knowledge”. Op grond van wat in dit arrest eerder is overwogen, bestaat er geen aanleiding te veronderstellen dat de door[Y] gedane mededeling niet naar haar beste weten is gedaan.
grieven 13 en 14, die anders betogen maar geen zelfstandige betekenis hebben, geen succes hebben.
grief 15klaagt [X] erover dat de rechtbank haar vordering tot afgifte van relevante stukken, in het bijzonder de tekst van de door PFF aan [Z] verstrekte opdracht met betrekking tot de asbestinventarisatie, heeft afgewezen. Zoals onder 3.5.4 overwogen, is niet gesteld of gebleken dat[Y] bewust heeft nagelaten [Z] over de sanering in 1994/1995 in te lichten of [Z] de opdracht heeft gegeven van die sanering geen melding te maken. Tegen die achtergrond heeft [X] haar rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv bij deze vordering onvoldoende toegelicht. Dit geldt ook voor zover [X] stelt deze bescheiden nodig te hebben in verband met eventuele aanspraken jegens [Z]. Ook deze grief faalt dus.
grief 16, die anders betoogt, faalt dus.
Breachin de zin van artikel 25.1 uiterlijk twee jaar na de leveringsdatum, dat wil zeggen op 9 januari 2010, aan[Y] bekend moet zijn gemaakt. Niet ter discussie staat dat het onderhavige beroep op een
Breachpas bij de onder 3.1 (e) genoemde brief van 29 juli 2011, derhalve te laat, is gedaan. Aangezien in dit geding niet is komen vast te staan dat[Y] bewust informatie voor [X] heeft achtergehouden en/of bewust onjuiste informatie aan [X] heeft verstrekt, staat het[Y] vrij om, zoals zij heeft gedaan, ter afwering van haar aansprakelijkheid te dezen een beroep op artikel 25.5 te doen. Ook dit verweer slaagt dus.