Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
3.Het geschil in hoger beroep
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen bepaald op € 138,- per kind per maand met ingang van 14 april 2011 tot 1 april 2012;
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind c] bepaald op € 309,- per maand met ingang van 1 oktober 2012;
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind a] en [kind b] met ingang van 1 april 2012 op nihil gesteld;
- van de vrouw de door de man aan haar te betalen bijdrage te bepalen op € 138,- per kind per maand met ingang van 1 november 2009. Zij heeft haar verzoek nadien vermeerderd in dier voege dat zij heeft verzocht een door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind c] te bepalen van € 309,- per maand met ingang van 1 april 2012, met de mededeling dat aan de verplichting van de man bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind a] en [kind b] per 1 april 2012 een eind komt;
- van de man de door hem aan de vrouw te betalen bijdrage ten behoeve van [kind a] en [kind b] op nihil te stellen en een door de vrouw aan hem te betalen bijdrage ten behoeve van [kind a] en [kind b] te bepalen van € 150,- per kind per maand, een en ander met ingang van 1 april 2012, althans de bijdrage te bepalen op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist zou achten, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.