ECLI:NL:GHAMS:2014:2559

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
200.128.328/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en inschrijving school voor minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om een zorgregeling en de inschrijving van een minderjarige bij de ISA. De vrouw, appellante in principaal hoger beroep, en de man, appellant in incidenteel hoger beroep, waren in een geschil verwikkeld over de zorgregeling voor hun dochter. Het hof verwijst naar een eerdere beschikking van 17 december 2013, waarin de Raad voor de Kinderbescherming was gelast om onderzoek te verrichten naar de zorgregeling en de inschrijving van de minderjarige op de ISA. De Raad adviseerde om de minderjarige aan te melden bij de ISA en een zorgregeling vast te stellen waarbij zij om de week contact heeft met de man. De vrouw verzocht om aanpassingen in de zorgregeling, terwijl de man de huidige regeling wilde handhaven.

Tijdens de zitting op 31 maart 2014 werden beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad. De vrouw stelde dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige was, terwijl de man het belang van een frequente omgang met beide ouders benadrukte. Het hof overwoog dat de minderjarige tweetalig werd opgevoed en dat het in haar belang was om naar de ISA te gaan, vooral omdat de schooltijden en vakanties van de ISA en reguliere basisscholen niet parallel lopen. Het hof oordeelde dat de vrouw onvoldoende had onderbouwd waarom een eerdere inschrijving op de ISA in het belang van de minderjarige zou zijn.

Uiteindelijk besliste het hof dat de vrouw de minderjarige mocht inschrijven bij de ISA, met de voorwaarde dat dit pas in november 2015 zou gebeuren, en dat de zorgregeling werd aangepast. De minderjarige zou tot haar vierde verjaardag bij de man verblijven van dinsdagochtend tot donderdag, en na haar vierde verjaardag zou de regeling verder worden aangepast. De kerst- en zomervakantie zouden bij helfte worden verdeeld, en de minderjarige zou om de week bij de man verblijven. Het hof benadrukte het belang van goede communicatie tussen de ouders en wees het verzoek van de vrouw om extra contactmomenten af. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 17 juni 2014
Zaaknummer: 200.128.328/01
Zaaknummer eerste aanleg: 518990 / FA RK 12-4632 JG SH
Beschikking van de meervoudige familiekamer
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. A.M. Blom te Amsterdam,
tegen
[…],
wonende te […],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M. van Harskamp te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in zijn beschikking van 17 december 2013. Bij die beschikking, voor zover thans van belang, is de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam, locatie Amsterdam (hierna: de Raad), gelast onderzoek te verrichten naar de vraag op welke wijze de reguliere zorgregeling en de vakantieregeling in het belang van [de minderjarige] dient te worden ingevuld, alsmede of het in het belang van [de minderjarige] is dat zij op de ISA wordt ingeschreven. Ten slotte is bepaald, conform het aanbod van de man, dat gedurende het raadsonderzoek het contact tussen [de minderjarige] en de man eenmaal per twee weken plaatsvindt van zaterdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, gelijklopend met het weekend dat [dochter] naar haar vader gaat.
1.3.
Bij de griffie van dit hof is op 28 maart 2014 een rapport van de Raad van 27 maart 2014 ingekomen.
1.4.
De man heeft op 27 maart 2014 zijn verzoek in incidenteel appel gewijzigd c.q. aangevuld en daarbij een nader stuk ingediend.
1.5.
De vrouw heeft op 27 maart 2014 een nader stuk ingediend en op 28 maart 2014 haar verzoek in principaal appel aangevuld.
1.6.
De behandeling van de zaak is op 31 maart 2014 voortgezet. Ter zitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw F.L.M. Huizinga, vertegenwoordiger van de Raad.

2.Nadere feiten

De Raad heeft in zijn rapport van 27 maart 2014 geadviseerd [de minderjarige] aan te melden bij de ISA. Voorts is geadviseerd een zorgregeling tussen [de minderjarige] en de man vast te stellen waarbij zij een weekend per twee weken contact hebben van vrijdagmiddag na schooltijd tot zondagavond 19.00 uur. Tevens wordt geadviseerd dat [de minderjarige] elke week een dag naar de man gaat, te denken valt aan de woensdag, waarbij de man haar ophaalt van school en donderdagochtend weer naar school brengt. Ten slotte heeft de Raad geadviseerd een regeling voor de vakanties vast te leggen op basis van een eerlijke verdeling tussen de ouders, waarbij van te voren wordt bepaald welke vakantie zij bij welke ouder doorbrengt, waarbij de Raad het van belang acht dat [de minderjarige] na een vakantie bij de man op zondagavond teruggaat naar de vrouw.

3.Het nadere geschil in hoger beroep

3.1.
De vrouw heeft, in aanvulling op haar verzoeken gedaan in het appelschrift, verzocht de volgende punten in de beschikking vast te leggen:
- [de minderjarige] wordt op zondag en na de vakanties tussen 17.30 uur en 18.30 uur thuis gebracht;
- de nieuwe zorgregeling, zoals geadviseerd door de Raad, zal ingaan op het moment dat de nieuwe regeling voor [dochter] eveneens ingaat;
- de nieuwe regeling dient in te gaan, ook als er dit jaar nog geen plek voor [de minderjarige] op de ISA is, in dat geval kan vader [de minderjarige] van woensdag 7.50 uur tot donderdag naar de crèche bij zich hebben;
- zodra er plek is op de ISA, zal [de minderjarige] naar de ISA gaan, ongeacht of dit een betaalde of een leerkrachtplek is;
- de man zal de helft van de kosten voor de ISA voldoen, te weten € 225,- per maand, of bij een leerkrachtplek € 115,- per maand;
- de man zal telefonisch of via skype/facetime contact met de vrouw en [de minderjarige] onderhouden wanneer [de minderjarige] ziek of op vakantie is of wanneer er langere periodes van geen contact of speciale dagen zijn;
- de vakanties dienen als volgt te worden verdeeld:
- als [de minderjarige] in het ene jaar de herfstvakantie en Hemelvaart bij de vrouw doorbrengt, zal zij de paasvakantie en Pinksteren bij de man doorbrengen. Het volgende jaar zal dit andersom het geval zijn;
- de februarivakantie wordt bij helfte verdeeld, waarbij het verblijf in de vakantie aanvangt bij de ouder waar [de minderjarige] het eerste weekend doorbrengt. Zij zal aldus van vrijdag na school tot woensdag 12.00 uur bij de ene ouder zijn en van woensdag tot zondag 18.30 uur bij de andere ouder;
- in de kerstvakantie wordt de eerste week bij helfte gedeeld, de tweede week verblijft [de minderjarige] bij de vrouw en de derde week bij de man;
- in de zomervakantie verblijft [de minderjarige] een week om en om bij de ouders en het laatste weekend bij de vrouw. Vanaf de zesde verjaardag van [de minderjarige] verblijft zij twee weken bij de ene ouder, twee weken bij de andere ouder en de laatste vier weken om en om een week bij elke ouder. Hierbij is van belang dat rekening wordt gehouden met de uitkomst van het Raadsonderzoek met betrekking tot [dochter].
3.2.
De man heeft, in aanvulling c.q. wijziging op zijn verzoeken gedaan in incidenteel appel, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het volgende verzocht te bepalen:
- dat [de minderjarige] iedere week van dinsdagochtend tot donderdagochtend naar de crèche of school bij de man is, alsmede om het weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- dat [de minderjarige], indien de beschikking wordt bekrachtigd ten aanzien van de toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op de ISA, vanaf haar vierde jaar iedere week van woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school bij de man is, alsmede twee van elke drie weekenden van vrijdag 17.00 uur tot maandag naar school, althans een zorgregeling te bepalen die het hof juist acht;
- dat [de minderjarige] gedurende de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de man is conform het schema dat als productie 4 is ingediend, dan wel conform een schema dat het hof juist acht;
- primair het inleidend verzoek van de vrouw ten aanzien van het verlenen van zijn medewerking aan de inschrijving van [de minderjarige] op de ISA, wanneer er plaats is, af te wijzen, en subsidiair, indien het hof deze bepaling bekrachtigt, te bepalen dat de kosten verbonden aan de ISA alsmede de kosten verbonden aan eventuele bijles aan [de minderjarige] voor de Nederlandse taal geheel voor rekening komen van de vrouw.

4.De nadere beoordeling van het hoger beroep

In principaal en incidenteel appel:
4.1.
Het hof ziet aanleiding het in principaal en incidenteel appel verzochte gelijktijdig te bespreken.
4.2.
De vrouw stelt dat de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld niet in het belang van [de minderjarige] is, omdat [de minderjarige] te jong is om zo lang bij haar moeder en vertrouwde omgeving weg te zijn. Voorts heeft de vrouw onbetaald verlof op maandag en dinsdag, is de regeling niet gelijk aan de regeling van [dochter], nu [dochter] niet op dinsdag naar haar vader gaat, en ziet de vrouw [de minderjarige] bij de vastgestelde regeling alleen op de dagen waarop zij zelf werkt. De rechtbank heeft in feite een co-ouderschapsregeling vastgesteld, die intensief overleg tussen de ouders vergt. Partijen zijn echter niet in staat met elkaar te communiceren. De vastgestelde regeling kost veel reistijd, hetgeen vermoeiend voor [de minderjarige] is. Bovendien heeft zij, indien zij zo vaak bij de man verblijft, weinig mogelijkheden om een sociaal leven bij de vrouw op te bouwen. Ten slotte is [de minderjarige] te jong om de helft van de vakanties bij de man door te brengen, en dient het contact in de zomervakantie opgebouwd te worden, aldus de vrouw.
4.3.
De man voert aan dat hij de door de rechtbank vastgestelde regeling in het belang acht van [de minderjarige], nu zij haar beide ouders vaak ziet en een hechtingsrelatie met hen kan aangaan. De in incidenteel appel verzochte regeling, waarbij [de minderjarige] om de week een heel weekend bij de man is, geeft nog meer rust. Het verblijf bij de man is voor [de minderjarige] ook vertrouwd. De communicatie tussen partijen verloopt niet optimaal, maar is voldoende voor de vastgestelde regeling. Indien het hof de beslissing ten aanzien van de inschrijving van [de minderjarige] op de ISA bekrachtigt, kan de huidige regeling waarin zij op dinsdag en woensdag bij de man verblijft, in stand blijven tot zij vier jaar is. De reistijd die de zorgregeling thans kost, bedraagt slechts een half uur. De man ziet niet in waarom [de minderjarige] niet langer dan een week aaneengesloten bij hem zou kunnen verblijven in de vakanties. De man vreest dat [de minderjarige] een achterstand oploopt in de Nederlandse taal indien zij naar de ISA gaat, hetgeen niet in haar belang is. Bovendien wijst hij op het grote verloop onder de leerlingen van de ISA waardoor [de minderjarige] geen sociale contacten voor langere tijd kan opbouwen en op het feit dat aan een plaatsing op de ISA veel hogere kosten verbonden zijn dan aan een plaatsing op een reguliere basisschool.
4.4.
De Raad heeft ter zitting meegedeeld het advies in het rapport van 27 maart 2014 te handhaven. Het is van belang dat er rust is in de thuissituatie. Vakanties van drie weken achter elkaar bij de ene ouder zijn te lang, dit kan maximaal twee weken achter elkaar zijn. Ten slotte is het van belang dat partijen beter met elkaar gaan communiceren over [de minderjarige], aldus de Raad.
4.5.
Het hof overweegt als volgt.
[de minderjarige] wordt sinds haar geboorte tweetalig opgevoed, zodat het in haar belang is om ook in twee talen les te krijgen op school. De schooltijden en vakanties van de ISA en reguliere basisscholen lopen niet parallel. Nu [dochter] naar de ISA gaat en de vrouw daar werkzaam is, is het voor de vrouw praktisch niet haalbaar om zowel [de minderjarige] als [dochter] zelf uit school te halen. Een gezamenlijke vakantie is eveneens lastiger indien [de minderjarige] naar een reguliere basisschool zou gaan. Het hof is daarom met de Raad van oordeel dat plaatsing van [de minderjarige] op de ISA het meest in haar belang is. Daarbij is het hof van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd waarom een plaatsing van [de minderjarige] op de ISA voorafgaand aan haar vierde verjaardag in [de minderjarige]’s belang is. Nu het in Nederland gebruikelijk is dat een kind naar de basisschool gaat zodra het vier jaar is, acht het hof het in het belang van [de minderjarige] om naar de ISA te gaan in november 2015, de maand waarin zij vier jaar oud wordt. De stellingen van de man, dat een plaatsing van [de minderjarige] ook dan niet in haar belang zou zijn omdat haar Nederlands daardoor achteruit zou gaan en zij geen sociale contacten voor langere tijd kan opbouwen, worden door het hof bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing verworpen.
Het verzoek van de vrouw dat de man de helft van de kosten van de ISA dient te voldoen, wijst het hof af. Tijdens de laatste zitting in hoger beroep is gebleken dat de rechtbank op 9 oktober 2013 heeft bepaald dat de man een onderhoudsbijdrage ten behoeve van [de minderjarige] dient te betalen en dat daarbij rekening is gehouden met een behoefte van [de minderjarige] van € 300,- per maand. Deze beschikking heeft kracht van gewijsde. Voor zover de kosten voor een (toekomstige) plaatsing van [de minderjarige] op de ISA niet reeds verdisconteerd zijn in deze behoefte, dienen deze voor rekening te komen van de vrouw, nu het de uitdrukkelijke wens is van de vrouw om [de minderjarige] naar de ISA te laten gaan. Het hof neemt hierbij verder in aanmerking dat de vrouw ter zitting in hoger beroep heeft opgemerkt dat de kosten voor de ISA niet substantieel verschillen van de kosten van een reguliere basisschool.
4.6.
Ten aanzien van de zorgregeling tussen de man en [de minderjarige], overweegt het hof dat [de minderjarige] gewend is aan de huidige regeling waarbij zij elke week van dinsdagochtend tot donderdagochtend naar de crèche bij de man verblijft. Totdat [de minderjarige] vier jaar is en naar de ISA zal gaan, kan deze regeling in stand blijven nu onvoldoende is gebleken van een noodzaak om deze regeling te wijzigen. Zodra [de minderjarige] vier jaar is en naar de ISA zal gaan, komt het hof een regeling waarbij zij van woensdag uit school tot donderdag naar school (gehaald en gebracht door de man) bij de man verblijft, het meest in haar belang voor. Op deze wijze zal zij voldoende tijd hebben om deel te nemen aan naschoolse activiteiten, met vriendjes te spelen en toch de man regelmatig te zien. Voorts hoeft zij dan slechts één dag per week vroeger op te staan om op tijd op school te komen, nu de reistijd naar de ISA vanaf het adres van de man langer is.
Ten aanzien van het contact in het weekend zal het hof het advies van de Raad grotendeels volgen en een regeling vaststellen waarbij [de minderjarige] om het weekend van vrijdag 17.00 uur of, indien zij naar school gaat, uit school tot zondag 18.30 uur bij de man zal verblijven. Deze regeling komt het hof, evenals de Raad, het meest in het belang van [de minderjarige] voor, nu zij in dat geval zowel bij de man als bij de vrouw een volledig weekend kan doorbrengen. In de week dat zij niet naar de man gaat, verblijft zij aldus van donderdag tot en met maandag bij de vrouw, zodat de vrouw voldoende gelegenheid heeft om met [de minderjarige] en [dochter] gezamenlijk te verblijven en activiteiten te ondernemen. Het hof overweegt dat indien [de minderjarige] op zondag om 18.30 uur weer terug is bij de vrouw, zij voldoende tijd heeft om zich voor te bereiden op een nieuwe week.
4.7.
Het hof acht het in het belang van [de minderjarige] dat zij het ene jaar tijdens de voorjaarsvakantie (spring break), Pinksteren (voor zover niet in een vakantie) en de herfstvakantie (oktober break) bij de vrouw verblijft en de krokusvakantie, Pasen (voor zover niet in een vakantie) en Hemelvaart (voor zover niet in een vakantie) bij de man verblijft en het daaropvolgende jaar omgekeerd. De kerstvakantie wordt bij helfte tussen partijen verdeeld, waarbij [de minderjarige] het ene jaar de kerstdagen volledig bij de vrouw zal doorbrengen en oud en nieuw bij de man, en het daarop volgende jaar de kerstdagen bij de man en oud en nieuw bij de vrouw. De zomervakantie verdelen partijen eveneens bij helfte, waarvan [de minderjarige], tot zij zes jaar is, twee weken aaneengesloten bij de man zal doorbrengen. In dit schema heeft [de minderjarige] de gelegenheid om voldoende tijd met beide ouders door te brengen en eventueel met hen op vakantie te gaan.
4.8.
De stelling van de vrouw, dat [de minderjarige] te jong is om, met betrekking tot de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, zo lang bij de vrouw en uit haar vertrouwde omgeving vandaan te zijn, volgt het hof niet. Het hof is met de Raad van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is om voldoende tijd met beide ouders door te brengen. Niet gebleken is dat de zorgregeling thans niet goed verloopt of dat [de minderjarige] hier niet goed op reageert. De stellingen van de vrouw dat zij onbetaald verlof heeft op maandag en dinsdag en dat de regeling niet gelijk is aan de regeling van [dochter], kunnen niet tot een ander oordeel leiden, nu het verlof en de regeling van [dochter] kunnen worden afgestemd op de regeling van [de minderjarige]. De stelling van de vrouw dat zij [de minderjarige] bij de vastgestelde regeling alleen ziet op de dagen waarop zij zelf werkt, volgt het hof evenmin, nu [de minderjarige] in ieder geval om de week een lang weekend bij de vrouw is.
De stelling dat de huidige regeling niet in het belang van [de minderjarige] is omdat deze intensief overleg tussen partijen vereist en zij niet in staat zijn met elkaar te communiceren, wordt verworpen. Het baart het hof, evenals de Raad, zorgen dat partijen niet in staat zijn goed met elkaar te communiceren. Het hof benadrukt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat partijen, bijvoorbeeld door middel van mediation, beter met elkaar leren communiceren. Het is echter niet gebleken dat de huidige zorgregeling door de moeizame communicatie thans niet goed verloopt. Dat de huidige regeling te veel reistijd kost, zoals de vrouw stelt, is gemotiveerd betwist door de man. Het hof acht de reistijd, die de vast te stellen zorgregeling kost, acceptabel en is van oordeel dat het belang van [de minderjarige] om voldoende tijd bij beide ouders door te brengen, dient te prevaleren.
Nu nog niet duidelijk is of en wanneer een nieuwe zorgregeling voor [dochter] zal ingaan, zal het hof het verzoek van de vrouw, om de zorgregeling voor [de minderjarige] in te laten gaan op hetzelfde moment als de wijziging van de regeling voor [dochter], afwijzen.
Het verzoek van de vrouw ten slotte dat de man telefonisch of via skype of facetime contact met de vrouw en [de minderjarige] zal onderhouden wanneer [de minderjarige] ziek of op vakantie is, is door de vrouw niet verder toegelicht of onderbouwd, en zal om die reden worden afgewezen. Het hof overweegt dat het partijen uiteraard vrij staat om buiten de door het hof vast te stellen zorgregeling contact met elkaar en [de minderjarige] te onderhouden.
4.9.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van de zorgregeling en de inschrijving van [de minderjarige] op de ISA, en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vrouw [de minderjarige] mag inschrijven bij de ISA - en dat de man aan deze inschrijving zijn medewerking dient te verlenen - met dien verstande dat [de minderjarige] op zijn vroegst in november 2015 op de ISA zal worden geplaatst;
bepaalt dat [de minderjarige], totdat zij vier jaar oud is, iedere week van dinsdagochtend tot donderdag naar de crèche bij de man verblijft, waarbij de man haar haalt en brengt;
bepaalt dat [de minderjarige], vanaf haar vierde verjaardag, iedere week van woensdag uit school tot donderdag naar school bij de man verblijft, waarbij de man haar haalt en brengt;
bepaalt dat [de minderjarige] om de week van vrijdag 17.00 uur, of, indien zij naar school gaat, uit school, tot zondag 18.30 uur bij de man verblijft, gelijklopend met het weekend dat [dochter] naar haar vader gaat, waarbij de man haar haalt en brengt;
bepaalt dat de kerstvakantie bij helfte tussen partijen wordt gedeeld, waarbij [de minderjarige] het ene jaar de kerstdagen volledig bij de vrouw zal doorbrengen en oud en nieuw bij de man, en het daarop volgende jaar de kerstdagen bij de man en oud en nieuw bij de vrouw;
bepaalt dat de zomervakantie bij helfte tussen partijen wordt gedeeld, waarbij [de minderjarige], tot zij zes jaar is, maximaal twee weken aaneengesloten bij de man zal doorbrengen;
bepaalt dat [de minderjarige] het ene jaar tijdens de voorjaarsvakantie (spring break), Pinksteren (voor zover niet in een vakantie) en de herfstvakantie (oktober break) bij de vrouw verblijft en de krokusvakantie, Pasen (voor zover niet in een vakantie) en Hemelvaart (voor zover niet in een vakantie) bij de man verblijft en het daaropvolgende jaar omgekeerd;
bepaalt dat [de minderjarige] aan het eind van de vakanties om 18.30 uur door de man bij de vrouw wordt gebracht;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. A. van Haeringen en
mr. J. Kok in tegenwoordigheid van mr. D.M. Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2014.