ECLI:NL:GHAMS:2014:2512

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
23-003788-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter in strafzaak met betrekking tot poging tot diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 augustus 2013 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld in een snelrechtprocedure. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep op 16 juni 2014 gehouden, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren hebben gebracht.

De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot diefstal van goederen van twee slachtoffers in Amsterdam in de periode van 3 tot en met 4 augustus 2013. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader heeft geprobeerd goederen weg te nemen van de slachtoffers, maar heeft ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlasteleggingen. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat de snelrechtprocedure niet gevolgd was door een versnelde appelprocedure.

Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden, maar heeft de poging tot diefstal wel bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel heeft meegewogen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij mr. I.M.A.M. Berben niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003788-13
datum uitspraak: 30 juni 2014
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-702664-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 juni 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3 augustus 2013 tot en met 4 augustus 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of een tot op heden onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, dicht achter voornoemde tot op heden onbekend gebleven persoon is/zijn gaan lopen en/of (vervolgens) met een hand (de gesp van) een voorvak van een rugtas van die tot op heden onbekend gebleven persoon heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of met een hand de tas van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geopend en/of een hand in de tas van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gebracht;
2
primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3 augustus 2013 tot en met 4 augustus 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer (mobiele) telefoon(s) (merk Iphone 5 en/of Galaxy S Advance en/of Apple Iphone), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 3 augustus 2013 tot en met 4 augustus 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer (mobiele) telefoon(s) (merk Iphone 5 en/of Galaxy S Advance en/of Apple Iphone) heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in zijn vervolging, nu de verdachte middels de snelrechtprocedure in eerste aanleg is veroordeeld en – ondanks het daartoe strekkende verzoek van de verdediging – daarop geen versnelde appelprocedure is gevolgd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daaromtrent het volgende.
Voor niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie is alleen plaats ingeval met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk op beginselen van een goede procesorde hebben gemaakt waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Het niet volgen van een versnelde appelprocedure na een snelrechtprocedure in eerste aanleg valt naar het oordeel van het hof niet onder genoemde criteria, hetgeen betekent dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 2

Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt niet dat de verdachte betrokken was bij het stelen van de bij zijn medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen telefoons. Ook blijkt niet dat de verdachte de telefoons op enig moment aan [medeverdachte] heeft overgedragen of wetenschap had van [medeverdachte] bezit daarvan. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de verdachte met [medeverdachte] met dezelfde modus operandi de onder 2 ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd of die telefoons heeft geheeld.
Het hof is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 3 augustus 2013 tot en met 4 augustus 2013 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en een tot op heden onbekend gebleven persoon, met zijn mededader dicht achter voornoemde tot op heden onbekend gebleven persoon zijn gaan lopen en vervolgens met een hand de gesp van een voorvak van een rugtas van die tot op heden onbekend gebleven persoon heeft vastgepakt en vastgehouden en met een hand de tas van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geopend en een hand in de tas van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gebracht.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot diefstal. De verdachte heeft daarmee inbreuk proberen te maken op het eigendomsrecht van de eigenaren. Het hof rekent de verdachte zijn handelwijze ernstig aan, onder meer nu de pogingen samen met zijn mededader zijn gepleegd tijdens een grootschalig feestelijk evenement waarbij de politie zijn handen vol had om pogingen diefstal in de gaten te houden en voltooide diefstallen te voorkomen.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 juni 2014 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.A.M. Berben, mr. D. Radder en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. J.J. Veldheer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 juni 2014.
Mr. I.M.A.M. Berben is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.