Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1betoogt [appellant] onder meer dat het oordeel van de kantonrechter is gebaseerd op een onjuist en onvolledig beeld van de vaststaande feiten en relevante omstandigheden. Het hof zal bij de beoordeling met de door [appellant] gestelde feiten en omstandigheden rekening houden, maar stelt vast dat [appellant] niet betoogt dat de door de kantonrechter vastgestelde feiten onjuist zijn. Omdat RVG dat evenmin heeft aangevoerd, zal ook het hof van die feiten uitgaan.
3.Beoordeling
grief 1, voor zover nog niet besproken, betoogt [appellant] kennelijk dat zij ten tijde van het bestreden vonnis, op 25 juli 2013, niet de daarin vastgestelde huurachterstand had. De grief faalt op grond van het volgende. Hoewel zulks - anders dan [appellant] stelt - niet blijkt uit het door haar in hoger beroep overlegde betalingsoverzicht van RVG, kan op grond van de desbetreffende erkenning van RVG worden aangenomen dat de betalingsachterstand van [appellant] medio september 2013 drie huurtermijnen beliep waarvan er een betrekking had op september 2013. Dit is evenwel niet van belang in het kader van de vraag of [appellant] ten tijde van het bestreden vonnis de toen vastgestelde huurachterstand had. Uit voormeld betalingsoverzicht volgt evenmin dat [appellant] op 20 maart 2013 en 29 april 2013 aan Swier Gerechtsdeurwaarders (verder: Swier) betalingen heeft gedaan van in totaal € 2.176,67 waarvan een bedrag van € 1.462,77 aan [appellant] onbekende kosten is opgegaan. Los daarvan heeft [appellant] nagelaten uit te leggen waarom zij reguliere huurbetalingen aan deurwaarder Swiers zou hebben gedaan en niet rechtstreeks aan RVG. Het hof houdt het er daarom - met RVG - voor dat [appellant] met de betalingen aan Swier heeft beoogd te voldoen aan het vonnis van 13 december 2012. [appellant] heeft (ook overigens) onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat en waarom zij de in het bestreden vonnis vastgestelde huurachterstand niet had. De enkele stelling dat RVG al jarenlang accepteert dat zij de huur niet vooruit maar tegen het einde van de desbetreffende maand betaalt, leidt niet tot een ander oordeel. Grief 1 faalt derhalve ook in zoverre.
grieven 2 en 3strekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte de huurovereenkomst heeft ontbonden op grond van herhaalde wanprestatie. [appellant] stelt allereerst dat het vonnis van 13 december 2012, in het bijzonder vanwege de daarbij uitgesproken kostenveroordeling, haar in liquiditeitsproblemen heeft gebracht. Omdat RVG met betrekking tot dat vonnis niet heeft willen meewerken aan een betalingsrege-ling maar haar zo kort daarna opnieuw in rechte heeft betrokken, maakt RVG volgens [appellant] misbruik van recht en gedraagt zij zich niet als goed verhuurder. Zij wist immers dat [appellant] als gevolg hiervan in een financiële nood-situatie zou belanden. Verder stelt [appellant] dat de kantonrechter onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden en belangen en daardoor een onredelijke en onbillijke belangenafweging heeft gemaakt. Het hof oordeelt als volgt.