ECLI:NL:GHAMS:2014:2474

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2014
Publicatiedatum
27 juni 2014
Zaaknummer
200.135.819-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurwoning wegens herhaalde betalingsachterstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de huurovereenkomst met de besloten vennootschap RVG Beleggingen Amsterdam B.V. werd ontbonden wegens herhaalde betalingsachterstand. [appellant] huurt sinds 1975 een woning van RVG en heeft in het verleden al een huurachterstand gehad, waarvoor zij op 13 december 2012 door de kantonrechter was veroordeeld. In het bestreden vonnis van 25 juli 2013 heeft de kantonrechter opnieuw de huurovereenkomst ontbonden op basis van een nieuwe betalingsachterstand. [appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kantonrechter een onjuist beeld heeft geschetst van de feiten en dat zij ten tijde van het vonnis geen huurachterstand had. Het hof heeft echter vastgesteld dat [appellant] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden kon worden. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het bestreden vonnis bekrachtigd. Tevens is [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.135.819/01
rolnummer rechtbank Amsterdam : 1417965 CV EXPL 13-6444
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 juni 2014
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. O.H.A. Mo-Ajok te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RVG BELEGGINGEN AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Oosterbeek,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.J. Schapendonk te Rosmalen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en RVG genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 10 oktober 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2013, onder bovenvermeld rolnummer gewezen tussen RVG als eiseres en [appellant] als gedaagde. De dagvaarding bevat de grieven.
Op de dienende dag heeft [appellant] overeenkomstig de appeldagvaarding geconcludeerd en producties overgelegd.
RVG heeft vervolgens een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – naar het hof begrijpt – de vorderingen van RVG alsnog zal afwijzen, met veroordeling van RVG in de kosten van het geding in beide instanties.
RVG heeft geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, kort gezegd, het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
RVG heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in de overwegingen 1.1 tot en met 1.3 van het bestreden vonnis een aantal feiten vermeld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met
grief 1betoogt [appellant] onder meer dat het oordeel van de kantonrechter is gebaseerd op een onjuist en onvolledig beeld van de vaststaande feiten en relevante omstandigheden. Het hof zal bij de beoordeling met de door [appellant] gestelde feiten en omstandigheden rekening houden, maar stelt vast dat [appellant] niet betoogt dat de door de kantonrechter vastgestelde feiten onjuist zijn. Omdat RVG dat evenmin heeft aangevoerd, zal ook het hof van die feiten uitgaan.

3.Beoordeling

3.1.
Sinds in ieder geval 1975 huurt [appellant] van RVG de woning aan de [adres] tegen een huurprijs van laatstelijk € 351,16 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Bij (kennelijk onherroepelijk) vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 13 december 2012 is [appellant] veroordeeld tot betaling aan RVG van onder meer een huurachterstand van € 713,90. De door RVG in die zaak gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde heeft de kantonrechter toen afgewezen.
3.2.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter op vordering van RVG de huurovereenkomst vanwege een nieuwe betalingsachterstand ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling aan RVG van a) € 838,57 ter zake van achterstallige huur tot en met 31 mei 2013, met wettelijke rente, b) € 127,47 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten en c) € 351,16 voor elke maand of gedeelte daarvan, gelegen tussen 1 juni 2013 en de daadwerkelijke ontruiming. Ook heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3.3.
Met
grief 1, voor zover nog niet besproken, betoogt [appellant] kennelijk dat zij ten tijde van het bestreden vonnis, op 25 juli 2013, niet de daarin vastgestelde huurachterstand had. De grief faalt op grond van het volgende. Hoewel zulks - anders dan [appellant] stelt - niet blijkt uit het door haar in hoger beroep overlegde betalingsoverzicht van RVG, kan op grond van de desbetreffende erkenning van RVG worden aangenomen dat de betalingsachterstand van [appellant] medio september 2013 drie huurtermijnen beliep waarvan er een betrekking had op september 2013. Dit is evenwel niet van belang in het kader van de vraag of [appellant] ten tijde van het bestreden vonnis de toen vastgestelde huurachterstand had. Uit voormeld betalingsoverzicht volgt evenmin dat [appellant] op 20 maart 2013 en 29 april 2013 aan Swier Gerechtsdeurwaarders (verder: Swier) betalingen heeft gedaan van in totaal € 2.176,67 waarvan een bedrag van € 1.462,77 aan [appellant] onbekende kosten is opgegaan. Los daarvan heeft [appellant] nagelaten uit te leggen waarom zij reguliere huurbetalingen aan deurwaarder Swiers zou hebben gedaan en niet rechtstreeks aan RVG. Het hof houdt het er daarom - met RVG - voor dat [appellant] met de betalingen aan Swier heeft beoogd te voldoen aan het vonnis van 13 december 2012. [appellant] heeft (ook overigens) onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd dat en waarom zij de in het bestreden vonnis vastgestelde huurachterstand niet had. De enkele stelling dat RVG al jarenlang accepteert dat zij de huur niet vooruit maar tegen het einde van de desbetreffende maand betaalt, leidt niet tot een ander oordeel. Grief 1 faalt derhalve ook in zoverre.
3.4.1.
De
grieven 2 en 3strekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte de huurovereenkomst heeft ontbonden op grond van herhaalde wanprestatie. [appellant] stelt allereerst dat het vonnis van 13 december 2012, in het bijzonder vanwege de daarbij uitgesproken kostenveroordeling, haar in liquiditeitsproblemen heeft gebracht. Omdat RVG met betrekking tot dat vonnis niet heeft willen meewerken aan een betalingsrege-ling maar haar zo kort daarna opnieuw in rechte heeft betrokken, maakt RVG volgens [appellant] misbruik van recht en gedraagt zij zich niet als goed verhuurder. Zij wist immers dat [appellant] als gevolg hiervan in een financiële nood-situatie zou belanden. Verder stelt [appellant] dat de kantonrechter onvoldoende rekening heeft gehouden met haar persoonlijke omstandigheden en belangen en daardoor een onredelijke en onbillijke belangenafweging heeft gemaakt. Het hof oordeelt als volgt.
3.4.2.
Omdat RVG betwist dat zij heeft geweigerd mee te werken aan een betalingsregeling ten aanzien van het vonnis van 13 december 2012 en [appellant] in hoger beroep (op dit punt) geen bewijsaanbod heeft gedaan, gaat het hof aan deze stelling voorbij. Het hof wil wel aannemen dat het voor [appellant] ondoenlijk was om zowel de huur te betalen als te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het vonnis van 13 december 2012. Dit komt echter voor haar risico. Ook overigens valt niet in te zien dat RVG misbruik van recht heeft gemaakt en/of niet als goed verhuurder heeft gehandeld door [appellant] vanwege de opnieuw ontstane betalingsachterstand in rechte te betrekken. Terecht heeft de kantonrechter dan ook geoordeeld dat de omstandigheid dat [appellant] na de veroordeling bij het vonnis van 13 december 2012 opnieuw een huurachterstand heeft laten ontstaan ertoe leidt dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toewijsbaar zijn. De omstandigheden dat [appellant] de woning al zeer lang huurt en dat zij hartpatiënt is, nopen niet tot een ander oordeel. Ook de grieven 2 en 3 falen dus.
3.5.
Omdat de grieven geen succes hebben, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het appel, aan de zijde van RVG gevallen en tot op heden begroot op € 683,= voor verschotten en € 894,= voor salaris;
verklaart dit arrest ten aanzien van deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, R.J.M. Smit en R.H.C. van Harmelen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2014.