Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding na verwijzing door de Hoge Raad
2.Feiten
3.Beoordeling
nietex artikel 7A:1624 BW, versie 25-06-1996”;
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die na verwijzing door de Hoge Raad aan het Gerechtshof Amsterdam is voorgelegd, gaat het om een geschil tussen de stichting [appellante] en de besloten vennootschap Centavos B.V. over de vraag of het terugkooprecht van [appellante] is vervallen. De Hoge Raad had eerder de arresten van het Gerechtshof Leeuwarden vernietigd en het geding ter verdere behandeling verwezen. Centavos had [appellante] opgeroepen om voort te procederen en [appellante] had haar standpunt nader toegelicht in een memorie na verwijzing. De kern van het geschil betreft de aanmaningen die Centavos naar [appellante] heeft gestuurd in het kader van de huur van onroerende zaken. Het hof heeft vastgesteld dat er in totaal drie rechtsgeldige aanmaningen zijn verzonden, wat volgens de overeenkomst tussen partijen leidt tot het vervallen van het terugkooprecht van [appellante]. Het hof heeft de feiten die door de Hoge Raad zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen en heeft geoordeeld dat Centavos voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaningen op de juiste wijze zijn verzonden en dat [appellante] deze niet heeft afgehaald. De rechtbank Groningen had eerder geoordeeld dat de voorwaarde voor het vervallen van het terugkooprecht was vervuld, en dit oordeel is door het hof bekrachtigd. Het hof heeft [appellante] niet ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen een tussenvonnis en de kosten van het geding aan [appellante] opgelegd.