ECLI:NL:GHAMS:2014:2464
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J. den Boer
- E.G. van der Laan
- Rechtspraak.nl
Afwaardering van niet geboekte vorderingen in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, een ondernemer die zich bezighoudt met kinderopvang, tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder een beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij het geschil draaide om de afwaardering van niet ontvangen betalingen voor geleverde diensten in 2009. De inspecteur van de Belastingdienst had een verlies vastgesteld van € 6.439, maar belanghebbende stelde dat zij een groter verlies van € 188.008 had. De inspecteur weigerde echter de verliespost, omdat belanghebbende deze vorderingen niet als omzet had geboekt. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de vorderingen als omzet waren geboekt voordat zij tot afwaardering overging. Het Hof oordeelde dat de hantering van het kasstelsel door belanghebbende, waarbij alleen ontvangen bedragen als omzet werden geboekt, leidde tot het ontbreken van een post debiteuren op de balans. Hierdoor was afboeking van de vorderingen niet mogelijk. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen kostenveroordeling opgelegd, en belanghebbende werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.