ECLI:NL:GHAMS:2014:2460

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2014
Publicatiedatum
27 juni 2014
Zaaknummer
12/00708 12/00709 en 13/00254
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. den Boer
  • E.G. van der Laan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van onroerende zaken in Amsterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardevaststelling van twee onroerende zaken, gelegen aan [A-STRAAT 1] en [B-STRAAT 1] in de gemeente [AB]. De heffingsambtenaar had de waarde van de villa's vastgesteld op respectievelijk € 3.420.000 en € 1.114.000 voor de jaren 2009, 2010 en 2012. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [NAAM] Belastingadviseurs B.V., had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststellingen, maar de rechtbank had de bezwaren ongegrond verklaard. De belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de heffingsambtenaar zijn standpunt verdedigde met taxatierapporten en verkoopgegevens van vergelijkbare onroerende zaken.

Tijdens de zitting op 21 mei 2014 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de heffingsambtenaar met de overgelegde taxatierapporten aan zijn bewijslast had voldaan. Het Hof bevestigde deze conclusie, waarbij het opmerkte dat de verkoopprijzen van vergelijkbare villa's in de gemeente [AB] niet in strijd waren met de vastgestelde waarden van de onroerende zaken van de belanghebbende. Het Hof oordeelde dat de grotere inhoud en oppervlakte van de villa's van de belanghebbende de hogere waardevaststellingen rechtvaardigden.

Het Hof concludeerde dat de hoger beroepen ongegrond waren en bevestigde de uitspraken van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan door mr. J. den Boer, lid van de belastingkamer, en mr. E.G. van der Laan als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 12/00708, 12/00709 en 13/00254
26 juni 2014
uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te [Z] belanghebbende,
gemachtigde:[NAAM]Belastingadviseurs B.V.) te[P],
tegen
de uitspraken in de zaken met kenmerk AWB 12/200 respectievelijk AWB 12/201 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 7 augustus 2012, alsmede tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 april 2013 in de zaak met kenmerk AWB 12/5061, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [AB], de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
De heffingsambtenaar heeft op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet woz) bij beschikkingen van 28 februari 2009 en 28 februari 2010 de waarde van de onroerende zaak [A-STRAAT 1] te [AB] vastgesteld voor de jaren 2009 en 2010 op respectievelijk € 3.420.000 en € 3.948.000.
1.1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 29 februari 2012 de waarde van de onroerende zaak [B-STRAAT 1] te [AB] vastgesteld voor het jaar 2012 op € 1.114.000 .
1.2.
De tegen deze beschikkingen gemaakte bezwaren zijn ongegrond verklaard; inzake de waardevaststelling van de onroerende zaak [A-STRAAT 1] bij uitspraken op bezwaar van 29 december 2011 en inzake de waardevaststelling van de onroerende zaak [B-STRAAT 1] bij uitspraak op bezwaar van 30 september 2012.
1.3.1.
De tegen deze uitspraken ingestelde beroepen zijn bij de rechtbank ingeschreven onder de kenmerken AWB 12/200 (jaar 2009) en AWB 12/201 (jaar 2010) inzake de waardevaststelling van de onroerende zaak [A-STRAAT 1] en onder kenmerk AWB 12/5061 inzake de waardevaststelling van de onroerende zaak [B-STRAAT 1].
1.3.2.
De rechtbank heeft de beroepen bij haar – in de aanhef vermelde - uitspraken ongegrond verklaard.
1.4.1.
De tegen de uitspraken van 7 augustus 2012 ingestelde hogere beroepen zijn bij het Hof ingekomen op 13 september 2012, ingeschreven onder kenmerk 12/00708 voor het jaar 2009 en 12/00709 voor het jaar 2010, en aangevuld bij brieven van 5 november 2012.
1.4.2.
Het tegen de uitspraak van 11 april 2013 ingestelde hogere beroep is bij het Hof ingekomen op 23 april 2013, ingeschreven onder kenmerk 13/00254 en aangevuld bij brief van 16 mei 2013.
1.4.3.
De heffingsambtenaar heeft in alle drie de hogere beroepen een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting op 21 mei 2014 heeft betrekking gehad op alle drie de hogere beroepen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraken van 7 augustus 2012 de navolgende feiten vastgesteld over de onroerende zaak [A-STRAAT 1]. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’.
Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een vrijstaande villa met garage en zwembad. De oppervlakte van het perceel is ongeveer 10.000m².
2.1.2.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 11 april 2013 de navolgende feiten vastgesteld over de onroerende zaak [B-STRAAT 1]. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als eiser.
Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een vrijstaande woning met garage. De inhoud van de woning is 840 m³ en de oppervlakte van het perceel is 1.113 m².
2.2.
In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast, welke het ontleent aan de in eerste aanleg ingebrachte stukken voor de onder 2.3 opgenomen feiten en aan de in hoger beroep ingebracht stukken voor de onder 2.4 opgenomen feiten.
2.3.1.
De heffingsambtenaar heeft in alle drie de procedures door Tog Nederland opgestelde stukken overgelegd, waarin opgenomen een ‘Waardeopbouw object in geding’ en een ‘Waardeopbouw onderbouwende referentieobjecten’. De referentieobjecten zijn net als de onroerende zaken [A-STRAAT 1] en [B-STRAAT 1], vrijstaande villa’s in [AB].
2.3.2.
In voornoemde stukken van Tog Nederland en in de uitspraken op bezwaar zijn onder meer de volgende gegevens opgenomen:
adres
bouwjr.
m3
m2
vastgest.waarde €
waardepeildatum
[A-STRAAT 1]
2007
4268
10
3.420.000
1 januari 2008
[A-STRAAT 1]
2007
4268
10
3.948.000
1 januari 2009
verkoopprijs
transactiedatum
[D-STRAAT 1]
2006
1.323
1.63
2.150.000
05-03-2007
[C-STRAAT 1]
1904
1200
25.75
3.200.000
11-05-2007
[F-STRAAT 1]
1985
2.46
3.18
2.680.000
16-08-2007
[E-STRAAT 1]
1916
1.49
2.512
3.975.000
11-12-2007
[G-STRAAT 1]
1995
982
4.167
2.825.000
02-07-2008
[E-STRAAT 1]
1916
1.49
2.512
3.725.000
31-10-2008
[D-STRAAT 1]
2006
1.323
1.63
2.150.000
01-11-2011
vastgest.waarde €
waardepeildatum
[B-STRAAT 1]
1992
840
1.133
1.114.000
1 januari 2011
verkoopprijs
transactiedatum
[B-STRAAT 2]10
1994
600
1.06
1.010.000
05-07-2010
[H-STRAAT 1]
1920
887
1.237
1.155.000
15-02-2010
[B-STRAAT 2]2
1990
850
960
1.395.000
04-04-2011
2.3.3.
Bij de waarde-opbouw van [A-STRAAT 1] voor het jaar 2009 , uitkomende op een WOZ-waarde van € 3.420.000 is uitgegaan van een inhoud van 2.800 m3. Daaronder is vermeld dat het object had moeten worden beschikt op een waarde van € 3.948.000 in verband met aanpassing van de inhoud tot 4268 m3.
2.3.4.
De getaxeerde waarde van [B-STRAAT 1] is volgens de waarde-opbouw € 1.206.000, waarin begrepen het waarde-onderdeel 'Souterrain 325 m3' voor € 121.875. Bij de waarde-opbouw is vermeld:
Uit controle van de WOZ-waardering op basis van de bouwtekening is gebleken dat de woning qua inhoud aanzienlijk groter is. Het wel aanwezige souterrain was niet voldoende in de waarde betrokken. Hetgeen in [de] matrix is hersteld en feitelijk leidt tot een hogere waarde dan de beschikte WOZ-waarde.
2.3.5.
Belanghebbende heeft een print ingezonden van op Funda.nl aanwezige informatie inzake de woning [B-STRAAT 2]11 te [AB], die voor € 845.000 te koop wordt aangeboden. Blijkens deze informatie heeft de woning een woonoppervlakte van 240 m2 en een kaveloppervlakte van 1.160 m2. Voorts heeft belanghebbende van Funda.nl afkomstige gegevens verstrekt inzake het te koop aanbieden van woningen aan de [B-STRAAT 2]9, [B-STRAAT 2]7 en[J-STRAAT] 29.
2.4.1.
Belanghebbende heeft twee verklaringen ingebracht van M. Koudijs, makelaar in en taxateur van onroerende zaken, beide gedagtekend 24 oktober 2012. In de ene verklaring is opgenomen dat de marktwaarde van het woonhuis [A-STRAAT 1] te [AB] op 1 januari 2011 wordt geschat op € 2.900.000. In de andere verklaring is opgenomen dat de marktwaarde van het woonhuis [B-STRAAT 1] op 1 januari 2011 wordt geschat op € 700.000.
2.4.2.
Belanghebbende heeft een taxatierapport ingebracht, opgemaakt door M. Koudijs met dagtekening 26 maart 2013. In dit rapport wordt aan de woning op de [B-STRAAT 1] een waarde toegekend van € 700.000 naar de opnamedatum 13 maart 2013.

3.Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning [A-STRAAT 1] voor de jaren 2009 en 2010 en die van de woning [B-STRAAT 1] voor het jaar 2012 niet hoger is dan de ingevolge artikel 17, lid 2 van de Wet te bepalen waarde.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraken overwogen dat de heffingsambtenaar met de door hem overgelegde taxatierapporten heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast en dat belanghebbende onvoldoende heeft aangevoerd voor een ander oordeel.
4.2.
Gelet op de onder 2.3.2 opgenomen verkoopgegevens van eveneens in de gemeente [AB] liggende vrijstaande villa’s - welke gegevens als zodanig niet zijn betwist - acht het Hof dit oordeel juist.
4.3.
Met betrekking tot de waardevaststellingen van de onroerende zaak [A-STRAAT 1] overweegt het Hof daarbij nog dat de voor de onder 2.3.2 opgenomen villa’s betaalde prijzen weliswaar lager liggen dan de vastgestelde waarden van [A-STRAAT 1] maar dat de inhoud en/of oppervlakte van deze laatste onroerende zaak zoveel groter is dat de daarvoor vastgestelde hogere waarde aannemelijk is.
4.4.
Met betrekking tot de waardevaststelling van de onroerende zaak [B-STRAAT 1] overweegt Het Hof daarbij nog dat de heffingsambtenaar met een verwijzing naar met name de verkoopprijzen van de in dezelfde straat gelegen villa’s met een nagenoeg gelijke inhoud en oppervlakte heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast.
4.5.
Naar 's Hofs oordeel heeft belanghebbende - ook in hoger beroep - geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel kunnen leiden. Met betrekking tot de taxaties van M. Koudijs overweegt het Hof dat het daaraan tegenover de gemotiveerde waardebepaling door de heffingsambtenaar geen, althans volstrekt onvoldoende bewijskracht toekent, nu diens verklaringen en taxatierapport geen verwijzingen bevatten naar verkopen van vergelijkbare onroerende zaken.
Slotsom
4.6.
Het vorenoverwogene voert tot de slotsom dat de hoger beroepen ongegrond zijn.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraken van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. J. den Boer, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. E.G. van der Laan als griffier. De beslissing is op 26 juni 2014 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.