ECLI:NL:GHAMS:2014:2455
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor schade door voorlopige hechtenis van een minderjarige
In deze zaak gaat het om een verzoek tot schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een minderjarige verzoeker die in verzekering is gesteld. De verzoeker, geboren in 1994, heeft een schadevergoeding van € 105,- gevraagd voor de schade die hij stelt te hebben geleden door zijn voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft eerder een bedrag van € 52,50 toegewezen, waarop de verzoeker in hoger beroep is gegaan.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verzoeker op 16 juli 2012 in verzekering is gesteld op verdenking van woninginbraak. De verzoeker is op 17 juli 2012 weer in vrijheid gesteld, en de strafzaak is geseponeerd zonder oplegging van straf of maatregel. Tijdens de behandeling in raadkamer is de verzoeker niet verschenen, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, stellende dat de verzoeker zelf verantwoordelijk is voor de schade door zijn keuze om gebruik te maken van zijn zwijgrecht.
Het hof heeft de houding van de verzoeker in het onderzoek meegewogen en geconcludeerd dat deze houding heeft bijgedragen aan de duur van de vrijheidsbeneming. Het hof oordeelt dat er geen gronden van billijkheid zijn voor het toekennen van een hogere vergoeding dan het eerder toegewezen bedrag. Het hof heeft ook overwogen dat, hoewel er onder bijzondere omstandigheden een lagere of hogere vergoeding mogelijk zou kunnen zijn, het enkele feit dat de verzoeker minderjarig was, niet voldoende is om een afwijking van het forfaitaire bedrag te rechtvaardigen. De beslissing van het hof is dat de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover deze betrekking heeft op het verzoek om schadevergoeding, en het verzoek wordt afgewezen.
De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op 28 mei 2014. De griffier heeft de beschikking mede ondertekend, met uitzondering van mr. R. Kuiper, die buiten staat was om te ondertekenen.