ECLI:NL:GHAMS:2014:240
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- A.V.T. de Bie
- J.C.E. Ackermans-Wijn
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor erkenning van een kind door de verwekker afgewezen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een kind door de verwekker. De vrouw, appellante, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2013 aangevochten, waarin aan de man, geïntimeerde, toestemming was verleend om hun kind te erkennen. De vrouw heeft gesteld dat de erkenning schadelijk zou zijn voor haar en het kind, omdat de man verslaafd is aan cocaïne, gewelddelicten heeft gepleegd en momenteel in detentie zit. De vrouw vreest dat de man, door de erkenning, makkelijker toegang zal krijgen tot haar en het kind, wat haar in een onveilige situatie zou brengen. De man heeft echter betoogd dat zijn verleden geen reden is om hem de erkenning te ontzeggen en dat hij zich in de kliniek positief heeft ontwikkeld.
Het hof heeft de belangen van de vrouw en het kind afgewogen tegen de belangen van de man bij erkenning. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw door de erkenning in een onevenwichtige psychische toestand kan komen, wat een onaanvaardbaar risico voor het kind met zich meebrengt. De vrouw heeft haar stellingen onderbouwd met bewijsstukken, terwijl de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij geen gevaar meer vormt. Gezien de ernstige incidenten uit het verleden en de huidige situatie van de vrouw, heeft het hof geoordeeld dat de schade voor het kind zwaarder weegt dan het belang van de man bij erkenning. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de man afgewezen.