ECLI:NL:GHAMS:2014:2389

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
200.140.271-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke maatregel tegen toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wegens onvoldoende opleidingspunten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De zaak betreft een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder die niet het vereiste minimum aantal opleidingspunten heeft behaald in de periode 2011-2012. De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) had een klacht ingediend, die door de kamer gegrond werd verklaard, resulterend in een geldboete van € 1.400,--. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij erkent dat hij te weinig punten heeft behaald, maar stelt dat bijzondere omstandigheden hem hebben belet om aan de opleidingsverplichting te voldoen. Hij betwist dat hij financieel voordeel heeft genoten van het niet behalen van de punten en vraagt om matiging van de boete.

Het hof heeft de argumenten van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de KBvG in overweging genomen. Het hof oordeelt dat de verplichting tot het behalen van opleidingspunten essentieel is voor de kwaliteit van de beroepsgroep en dat de omstandigheden van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet voldoende zijn om de overtreding te rechtvaardigen. Het hof bevestigt dat de boete van € 200,- per niet behaald opleidingspunt passend is en dat de opgelegde maatregel terecht is. De beslissing van de kamer wordt dan ook bevestigd, waarbij het hof benadrukt dat de sanctie niet alleen bedoeld is om financieel voordeel te ontnemen, maar ook om toekomstige overtredingen te ontmoedigen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.140.271/01 GDW
zaaknummer in eerste aanleg : 277.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 17 juni 2014
inzake:
[toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
KONINKLIJKE BEROEPSORGANISATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
gemachtigde:
mr. J.A. de Swart,
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Van de zijde van appellant, verder de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, is bij een op 15 januari 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 10 december 2013, verzonden op 2 januari 2014. Bij die beschikking heeft de kamer de klacht van geïntimeerde, verder de KBvG, tegen de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, gegrond verklaard onder oplegging van de maatregel tot betaling van een geldboete van € 1.400,--.
1.2
De KBvG heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen ter griffie van het hof op
18 februari 2014.
1.3
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 17 april 2014. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder en de gemachtigde van de KBvG zijn verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd; de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnotitie.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beschikking heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van de KBvG

4.1
De KBvG verwijt de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat hij in de periode 2011-2012 te weinig opleidingspunten heeft behaald. Op grond van artikel 1 van de Verordening Vakbekwaamheid (hierna: Verordening) is ieder lid van de beroepsorganisatie verplicht zich te scholen en bij te scholen, zodat de (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder beschikt over de kennis die noodzakelijk is voor een goede beroepsuitoefening. Aan deze in artikel 1 neergelegde verplichting is voldaan als een lid binnen een aansluitende periode van twee kalenderjaren een door het bestuur van de KBvG vast te stellen minimum aantal opleidingspunten heeft behaald. Het minimaal te behalen aantal opleidingspunten bedroeg in de periode 2011-2012 30.
4.2
De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft in voornoemde periode 23 punten behaald. De KBvG verzoekt deze overtreding te bestraffen en wel met een geldboete, niet alleen om het door de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder behaalde financiële voordeel af te romen, maar ook vanwege de daaraan verbonden preventieve werking.

5.Het standpunt van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder

5.1
De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder erkent dat hij te weinig studiepunten heeft behaald, maar stelt dat de KBvG ten onrechte voorbij is gegaan aan de bijzondere omstandigheden die ertoe hebben geleid dat hij de voorgeschreven punten niet heeft kunnen halen. Het kantoor waar hij werkzaam is, is klein van omvang en zijn patroon is in de periode 2011-2012 druk doende geweest om in overeenstemming met de Verordening Normen voor Kwaliteit haar kantoororganisatie op orde te krijgen. Het is verschillende keren voorgekomen dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder wegens een spoedopdracht een cursus heeft moeten afzeggen.
5.2
De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder betwist dat hij met het niet behalen van het vereiste minimum puntenaantal enig financieel voordeel heeft genoten. In het door de KBvG verstrekte overzicht worden de in de voorgaande periode niet behaalde punten in mindering gebracht op de in de lopende periode behaalde punten, waaruit hij opmaakt dat hij deze alsnog moet inhalen. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder is geheel bereid deze ontbrekende punten in te halen, hetgeen betekent dat hij alsnog tijd en geld moet investeren. Van een bevoordeling ten opzichte van de andere gerechtsdeurwaarders kan dus geen sprake zijn. Bovendien, zo stelt de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, is hij in loondienst waardoor hij niet inziet waar zijn genoten voordeel in tijd en geld ten opzichte van andere gerechtsdeurwaarders uit bestaat.
5.3
Verder maakt de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder bezwaar tegen de opgelegde boete van € 200,- per punt. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder stelt dat deze boete in geen enkele verhouding staat tot de werkelijk gemaakt kosten van scholing aangezien cursussen waarvoor hij zich heeft ingeschreven slechts € 50,- per punt kosten.

6.De beoordeling

6.1
De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft in zijn hoger beroepschrift bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken bij de kamer, in het bijzonder tegen het feit dat de kamer geen rekening heeft gehouden met zijn verzoek om een nieuwe datum voor mondeling behandeling. Hij meent dat de kamer het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden door de klacht in zijn afwezigheid te behandelen. Het hof oordeelt daaromtrent als volgt. Hoewel te betreuren valt dat klager niet in de gelegenheid is gesteld bij de behandeling in eerste aanleg aanwezig te zijn, wordt die tekortkoming door de behandeling in hoger beroep afdoende hersteld. Het hoger beroep van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder leidt immers ertoe dat de zaak opnieuw in volle omvang wordt behandeld. In zoverre heeft de gerechtsdeurwaarder geen belang meer bij zijn procedurele bezwaar tegen de gang van zaken in eerste aanleg.
6.2
Het hof stelt het volgende voorop. Om de kwaliteit van de gehele beroepsgroep te verzekeren zijn alle gerechtsdeurwaarders verplicht per periode van twee jaar een minimum aantal opleidingspunten te behalen. Wanneer een gerechtsdeurwaarder niet aan deze verplichting voldoet brengt hij niet alleen de kwaliteit van zijn eigen beroepsuitoefening in gevaar, maar bevoordeelt hij zich ook ten opzichte van andere gerechtsdeurwaarders die zich wel aan de Verordening houden en aan de op hen rustende opleidingsverplichting tijd en geld moeten besteden.
6.3
De enkele omstandigheid dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder voor een klein gerechtsdeurwaarderskantoor werkt is geen gegronde reden om zich niet aan te studieverplichting te houden. Het dwingende karakter van het hiervoor bedoelde voorschrift brengt met zich dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder tijd voor opleiding vrij had behoren te maken, ook al had hij het druk. De omstandigheden die tot overtreding van de Verordening hebben geleid dienen derhalve voor zijn rekening en risico komen.
6.4
Het betoog van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat bij hem de verwachting was gewekt dat hij het tekort aan punten mocht inhalen en dat hij bereid is dit alsnog te doen, faalt. Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van de KBvG verklaard dat een tekort aan opleidingspunten (in beginsel) niet kan worden ingehaald. Hoewel moet worden toegegeven dat de weergave van behaalde opleidingspunten in het door de KBvG verstrekte overzicht van 3 januari 2014 de indruk kan wekken dat een tekort aan opleidingspunten mag worden ingehaald en het derhalve aanbeveling verdient de passage die hierop ziet aan te passen, kan de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder zich terzake niet op gewekte verwachtingen beroepen. Hij heeft immers op 15 februari 2013 het bestuur van de KBvG (tevergeefs) verzocht hem ontheffing te verlenen voor het behalen van de resterende opleidingspunten, waaruit kan worden afgeleid dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder ervan doordrongen was dat de resterende opleidingspunten niet zonder meer konden worden ingehaald. Dit klemt te meer daar de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder ook na de periode 2011-2012 zich niet heeft ingespannen om alsnog binnen afzienbare tijd de achterstallige punten te behalen.
6.5
Uit het voorgaande volgt dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De maatregel van een geldboete is passend en geboden. Hetgeen de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd over de hoogte van de boete geeft het hof geen aanleiding in deze zaak een lagere boete op te leggen dan één van € 200,= per niet behaald opleidingspunt. De stelling dat de prijzen voor cursussen de afgelopen jaren zodanig gedaald zijn dat de opgelegde boete niet meer in verhouding staat tot het behaalde financiële voordeel, is door de KBvG gemotiveerd betwist en door de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder onvoldoende met stukken aangetoond. Ook overigens ziet het hof geen aanleiding om de hoogte van de opgelegde boete te matigen of aan te passen. De omstandigheid dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder in loondienst is leidt niet tot een ander oordeel. In verband met de eisen van rechtsgelijkheid dient de sanctionering van een dergelijk voorschrift nu eenmaal voor iedereen gelijk te zijn. Bovendien miskent de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder met zijn standpunt dat een boete niet alleen ertoe dient het behaalde financiële voordeel af te romen, maar ook om toekomstige soortgelijke overtredingen, van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder of anderen, te ontmoedigen.
6.6
De klacht is daarom door de kamer terecht gegrond verklaard.
6.7
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.8
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, J. Blokland en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 17 juni 2014 door de rolraadsheer.