ECLI:NL:GHAMS:2014:2388
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake onzorgvuldig handelen bij incassoprocedure
In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van een bewindvoerder tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft het onzorgvuldig handelen van de gerechtsdeurwaarder die, zonder de bewindvoerder in kennis te stellen, rechtstreeks contact heeft opgenomen met de onder bewind gestelde schuldenaar om een vordering van het CJIB te incasseren. De bewindvoerder, klager, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, die de klacht eerder ongegrond had verklaard. Het hof heeft de zaak op 17 april 2014 behandeld, waarbij zowel klager als de gerechtsdeurwaarder aanwezig waren en hun standpunten hebben toegelicht.
Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder op 31 mei 2012 een dwangbevel heeft uitgevaardigd en dat hij herhaaldelijk heeft geprobeerd om betaling te verkrijgen van de boete bij de bewindvoerder. Klager heeft een betalingsvoorstel gedaan, maar de gerechtsdeurwaarder heeft dit afgewezen en heeft vervolgens de schuldenaar rechtstreeks benaderd. Het hof oordeelt dat het niet onjuist was dat de gerechtsdeurwaarder deze stap heeft gezet, gezien de urgentie van de situatie en de expiratiedatum van de boete. Het hof is van mening dat de gerechtsdeurwaarder in het belang van de schuldenaar heeft gehandeld.
Echter, het hof heeft ook vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder verzuimd heeft om klager op de hoogte te stellen van zijn correspondentie met de schuldenaar, wat als onzorgvuldig wordt beschouwd. Het hof verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, maar ziet geen aanleiding om een maatregel op te leggen, gezien de geringe ernst van het verzuim. De beslissing van de kamer wordt gedeeltelijk vernietigd, maar voor het overige bevestigd.