ECLI:NL:GHAMS:2014:229
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- E.F. Faase
- E.G. van der Laan
- Rechtspraak.nl
Waardebepaling onroerende zaak aan rustige laan versus drukke doorgaande weg
In deze zaak gaat het om de waardebepaling van een woning aan de [a-straat 1] te [P], gelegen aan een rustige laan. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de waarde van de woning vastgesteld op € 2.596.500 per 1 januari 2010, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2011. De belanghebbende, eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze waardebepaling, wat resulteerde in een procedure bij de rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en vernietigde de uitspraak van de heffingsambtenaar, maar liet de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand.
De belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam. Het Hof beoordeelde of de vastgestelde waarde van de woning overeenkwam met de waarde die volgens de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) bepaald moest worden. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de vastgestelde waarde niet hoger was dan de waarde die in de wet is voorgeschreven. Het Hof volgde de rechtbank in haar oordeel dat de referentiewoningen, die als vergelijkingsmateriaal werden gebruikt, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van de belanghebbende. De rechtbank had vastgesteld dat de verkoopprijzen van deze referentiewoningen als uitgangspunt konden dienen voor de waardebepaling van de woning van de belanghebbende.
Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de belanghebbende voldoende in kaart had gebracht en dat de taxateur de juiste bruto vloeroppervlakten had gehanteerd. De belanghebbende had niet aannemelijk gemaakt dat de heffingsambtenaar op basis van een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur gehouden was om de waarde van haar woning te verlagen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 15 januari 2014.