Uitspraak
mr. R.H. Knegteringte Leeuwarden,
mr. A.C. Winterte Groningen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot herroeping van een arbitraal vonnis. De eisers, beiden wonend te [woonplaats], hebben de besloten vennootschap BOUWBEDRIJF SLOMP B.V. gedagvaard na een geschil over een aannemingsovereenkomst. De zaak is ontstaan nadat de woning van eisers op 6 februari 2011 was afgebrand en Slomp de opdracht kreeg om de woning te herbouwen. Na verschillende werkzaamheden en overleg over herstelpunten, ontstond er een geschil over de kwaliteit van het geleverde werk. De eisers hebben in juli 2011 een arbitrale procedure gestart, die resulteerde in een vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw op 21 maart 2013, waarin Slomp aansprakelijk werd gesteld voor de schade van eisers.
Eisers hebben de vordering tot herroeping ingediend op basis van de stelling dat het arbitraal vonnis berust op bedrog door Slomp. Het hof heeft echter geoordeeld dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claim van bedrog. Het hof heeft vastgesteld dat de argumenten van eisers niet voldoende onderbouwd waren en dat de stellingen van Slomp over de herstelwerkzaamheden niet weerlegd konden worden. Het hof heeft geconcludeerd dat de vordering tot herroeping moet worden afgewezen, en heeft eisers in de proceskosten verwezen.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van bewijsvoering in herroepingsprocedures en de verplichting van partijen om tijdens het geding alert te zijn op mogelijke bedrog.