ECLI:NL:GHAMS:2014:221

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
200.129.244-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over koopprijs van eetcafé/ijssalon en bewijslast bij verkoper

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap PAUSA B.V. en een geïntimeerde over de hoogte van de koopprijs van een eetcafé/ijssalon. De koopovereenkomst werd op 4 januari 2013 gesloten, waarbij de geïntimeerde zijn eetcafé aan PAUSA verkocht. De koopprijs was vastgesteld op € 10.000,-, maar PAUSA stelt dat zij in totaal € 24.000,- heeft betaald, inclusief een waarborgsom van € 5.000,- voor de huur van het pand. De geïntimeerde vordert echter de volledige koopprijs van € 10.000,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 500,-. De kantonrechter heeft in eerste aanleg PAUSA veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, waarop PAUSA in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de zitting van het hof op 12 december 2013 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. PAUSA betwist de hoogte van de koopprijs en stelt dat zij onterecht een bedrag van € 8.000,- heeft betaald. De geïntimeerde daarentegen stelt dat de afgesproken koopprijs € 34.000,- bedroeg, waarvan PAUSA slechts € 24.000,- heeft voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de hoogte van de koopprijs bij de geïntimeerde ligt. Aangezien de geïntimeerde geen volledig bewijs heeft geleverd, heeft het hof besloten om hem de gelegenheid te bieden getuigen te horen om zijn stelling te onderbouwen.

Het hof heeft een datum voor het getuigenverhoor vastgesteld op 25 maart 2014, waarbij mr. E.M. Polak als raadsheer-commissaris is benoemd. De verdere beslissing is aangehouden, zodat het hof kan beoordelen of de geïntimeerde zijn stelling kan bewijzen. De uitspraak van het hof is gedaan op 28 januari 2014.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.129.244/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 1417318 / HA EXPL 13-277
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 januari 2014
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAUSA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat:
mr. S. Ettalhaouite Amsterdam,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat:
mr. J.P. Sanchez Montotote Wassenaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Pausa en [geïntimeerde] genoemd.
Pausa is bij dagvaarding van 13 juni 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht (hierna: de kantonrechter) van 24 april 2013, gewezen tussen haar als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.
De appeldagvaarding bevat de grieven. Tevens heeft Pausa daarbij producties overgelegd.
[geïntimeerde] heeft vervolgens een memorie van antwoord met producties ingediend.
Pausa heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en [geïntimeerde] zijn vorderingen zal ontzeggen, met beslissing over de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na de uitspraak, uitvoerbaar bij voorraad.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de veertiende dag na de uitspraak, uitvoerbaar bij voorraad.
Partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 12 december 2013 doen bepleiten door hun respectieve advocaten, mr. Ettalhaoui aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn de volgende feiten komen vast te staan.
2.1.1
Op 4 januari 2013 hebben partijen een koopovereenkomst gesloten op grond waarvan [geïntimeerde] zijn eetcafé/ijssalon aan de [adres] te [plaats] aan Pausa heeft verkocht.
2.1.2
De koopovereenkomst bepaalt, voor zover relevant:
“(…)
Artikel 5
De koop en verkoop geschiedt voor een koopsom welke als volgt is opgebouwd:
a. een bedrag aan goodwill van 5.000 ex btw;
b. een bedrag voor inventaris van 5.000 ex btw;
c. de overdracht is excl. de waarborg t.w.v. € 5.202,- deze wordt ook los van de koopsom overgemaakt op de rekening van Mardo Holland.
Artikel 6
De koopprijs als vermeld in artikel 5 zal als volgt worden voldaan op 5 januari 2013
€ 10.000,- en € 5.202,- wordt opgestort op de rekening van Mardo Holland
2.1.2
Pausa heeft twee bestuurders, [X] en zijn zus [Y].
2.1.3
Bij brief van 5 februari 2013 heeft de voormalige advocaat van [geïntimeerde] aan Pausa verzocht de koopsom van € 10.000,- ten behoeve van [geïntimeerde] over te maken op zijn derdengeldrekening.
2.1.4
Bij brief van 5 februari 2013 heeft de advocaat van Pausa aan [geïntimeerde] meegedeeld dat de activa van het eetcafé niet in de afgesproken en de redelijkerwijs te verwachten staat aan Pausa zijn geleverd en dat zij een bedrag van € 8.000 te veel aan [geïntimeerde] heeft betaald in verband met de overname. De advocaat heeft [geïntimeerde] verzocht dit bedrag terug te betalen.
2.2
[geïntimeerde] heeft Pausa gedagvaard voor de kantonrechter en gevorderd, voor zover in dit beroep van belang, Pausa te veroordelen tot betaling van de koopsom van € 10.000,- , te vermeerderen met wettelijke rente alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 500,- . Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter Pausa, die in eerste aanleg geen verweer heeft gevoerd, veroordeeld tot betaling overeenkomstig de vordering.
2.3
Bij kortgedingvonnis van 8 juli 2013 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis geschorst totdat het hof hierover in dit hoger beroep bij eindarrest heeft beslist.
2.4
Tegen de beslissing van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt Pausa op met haar
grieven 1 tot en met 3, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling. De grieven strekken ertoe het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen.
2.5
Pausa voert aan dat de totale overnamesom € 16.000,- bedroeg (plus een waarborgsom van € 5.000,- voor de huur van het pand) en dat zij uiteindelijk een totaalbedrag van € 24.000 aan [geïntimeerde] heeft voldaan, waarvan € 8.000,- onverschuldigd is betaald. Voorafgaand aan de door [geïntimeerde] aangespannen procedure heeft zij het door hem gevorderde bedrag van € 10.000,- al betaald. Dit blijkt uit de (in hoger beroep wel door Pausa maar in eerste aanleg niet door [geïntimeerde] overgelegde) facturen die door [geïntimeerde] opgesteld en ondertekend zijn, aldus Pausa. Daarmee is volgens Pausa het aanspannen van een procedure overbodig, zodat reeds om die reden geen grond aanwezig is voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten. Tevens dienen de buitengerechtelijke kosten te worden afgewezen omdat deze zijn te beschouwen als kosten ter voorbereiding van een procedure, aldus nog steeds Pausa.
2.6
[geïntimeerde] stelt zich op het standpunt dat tussen partijen een bedrag van € 34.000,- is afgesproken, waarvan Pausa € 24.000,- heeft voldaan. De overgelegde betaalbewijzen behoren bij de onderhandse betalingen, waarvan € 10.000,- is betaald door [Y] en €14.000 door [X] (MvA onder 4.1).
Het resterende bedrag van € 10.000,- dat in de koopovereenkomst van 4 februari 2013 wordt genoemd, is volgens [geïntimeerde] niet betaald. Op dit restbedrag heeft hij zich gefocust en niet op de onderhands betaalde bedragen, aldus [geïntimeerde]. Over de betaling van het restantbedrag heeft in de periode na ondertekening van de koopovereenkomst tussen partijen sms-verkeer plaatsgevonden, waaruit valt op te maken dat broer en zus [X & Y] proberen hem, [geïntimeerde], te belazeren.
2.7
Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat Pausa een bedrag van € 24.000,- heeft betaald (zie MvG onder 9 en MvA onder 4.1 en 5.1), zodat dit bedrag het uitgangspunt vormt voor ’s hofs beoordeling. Of Pausa, zoals zij stelt, van voornoemd bedrag € 8.000,- onverschuldigd heeft betaald, kan thans in het midden blijven, aangezien de (terug)vordering van dit bedrag in deze procedure niet ter beoordeling voorligt.
2.8
Vastgesteld zal moeten worden of de koopprijs € 34.000,- bedraagt, zoals [geïntimeerde] stelt maar Pausa betwist. De bewijslast daarvan rust op [geïntimeerde]. Hoewel de koopovereenkomst van 4 januari 2013, waarin een bedrag van € 10.000,- wordt genoemd, wel steun kan geven aan de stelling van [geïntimeerde] dat de koopprijs (waarvan Pausa reeds de genoemde € 24.000,- had betaald) € 34.000,- bedroeg, levert dit nog geen bewijs op. Ook de inhoud van de door [geïntimeerde] overgelegde sms-berichten, die Pausa bij pleidooi niet heeft weersproken, lijkt erop te wijzen dat partijen met betrekking tot het bedrag van € 10.000,- nadere afspraken hebben gemaakt. In dat verband heeft [Y] tijdens pleidooi desgevraagd verklaard dat op de (bij het tijdstip 18:10 vermelde) vraag van [geïntimeerde] aan [X] of hij € 10.000,- naar zijn rekening heeft kunnen overmaken, het antwoord: “
Zij heeft je al betaald en dus moet je het verder met haar afhandelen, aangezien jullie afspraken buiten mij om hebben gemaakt. Ik ga ervan uit dat je netjes blijft, omdat het wel mijn zusje blijft.(…)”afkomstig is van [X].
2.9
Nu [geïntimeerde] geen volledig bewijs van zijn stelling heeft geleverd, zal het hof hem conform zijn bewijsaanbod de gelegenheid bieden zijn stelling dat tussen partijen een koopprijs is afgesproken van € 34.000,- te bewijzen door het horen van getuigen. Het hof zal hiertoe een datum voor een getuigenverhoor bepalen.
2.1
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
laat [geïntimeerde] toe tot het leveren van bewijs door getuigen dat tussen hem en Pausa een koopprijs van € 34.000,- is overeengekomen;
beveelt dat het getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. E.M. Polak, daartoe tot raadsheer‑commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam op
dinsdag 25 maart 2014 te 9.30 uur
bepaalt dat de advocaat van [geïntimeerde] dient na te (laten) gaan of [geïntimeerde] en de door hem voor te brengen getuigen op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn –
uiterlijkop 4 maart 2014schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van betrokkenen in de periode april en mei 2014 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. H. Huijzer, E.M. Polak en N. van Lingen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2014.