3.6De door Kinta c.s. aangevoerde feiten en omstandigheden zijn, op zichzelf bezien, evenmin gegronde redenen om aan een juist beleid van TICA te twijfelen.
In de beschikking van 27 februari 2014 heeft de Ondernemingskamer in r.o. 3.15 slechts ten overvloede geconstateerd dat [belanghebbende 1] naar eigen zeggen niet voornemens was participatiereserves van andere leden te kopen. [belanghebbende 1] heeft in haar bericht van 26 maart 2014 (zie 2.6) uitgelegd waarom zij nadien alsnog besloten heeft participatiereserves van andere leden over te nemen en zij heeft dit ter zitting nader toegelicht. De Ondernemingskamer heeft, ook gelet op de onduidelijkheid die, naar blijkt uit de onder 2.2 geciteerde notulen, tijdens de algemene ledenvergadering van 20 januari 2014 was ontstaan over het bod van (de groep rondom) Kitchen Trend op de participatiereserves van andere leden, geen aanleiding om aan de juistheid van de toelichting van [belanghebbende 1] te twijfelen. De wijziging van de statuten van TICA, waartoe op 29 november 2013 door de algemene ledenvergadering is besloten, strekt ertoe dat een lid een gedeelte van zijn participatiereserve vrijelijk kan overdragen aan een ander lid (zie r.o. 2.10 van de beschikking van 27 februari 2014). In het licht daarvan kan niet gezegd worden dat op het bestuur de verplichting rust om, indien het op de hoogte is van het voornemen van een lid om (een deel van de) participatiereserve(s) van een of meer andere leden te verwerven, de leden van de coöperatie daarover te informeren. Kinta c.s. hebben geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die doen vermoeden dat het bestuur heeft samengespannen of zich op andere ontoelaatbare wijze (door “geheimhoudingsafspraken”) heeft verbonden met [belanghebbende 1].
De op 13 december 2013 gewijzigde statuten van TICA houden in dat het lidmaatschap van een lid eindigt door (onder meer) overdracht van zijn gehele participatiereserve aan een ander lid (artikel 4-A, lid 3, aanhef en sub i), dat een lid een gedeelte van zijn participatiereserve te allen tijde vrijelijk kan overdragen aan een ander lid (artikel 4-B lid 1, vierde volzin), dat het bestuur uit de leden wordt benoemd (zij het dat een niet-lid tot bestuurslid kan worden benoemd met een versterkte meerderheid) (artikel 6 lid 1) en dat ieder lid een zodanig aantal stemmen heeft als overeenkomt met het aantal euro’s dat is begrepen in zijn participatiereserve op het tijdstip van het uitbrengen van zijn stem (artikel 7 lid 7). Gelet op dit samenstel van bepalingen en het uitgangspunt dat statuten aan de hand van objectieve maatstaven uitgelegd dienen te worden, is het feit dat de bestuursleden [D] en [C] in de overdracht van hun participatiereserve minus € 1 geen aanleiding hebben gezien terug te treden als bestuurder, niet aan te merken als een gegronde reden om aan een juist beleid te twijfelen. Daaraan doet niet af dat, zoals ter zitting aannemelijk is geworden, voorafgaand aan het besluit tot wijziging van de statuten, door de algemene ledenvergadering niet uitdrukkelijk onder ogen is gezien dat die wijziging tot gevolg zou hebben dat leden zonder hun lidmaatschap te verliezen vrijwel hun gehele participatiereserve kunnen overdragen en dat één lid (of enkele leden tezamen) de meerderheid van stemmen in de algemene ledenvergadering kan (kunnen) verwerven door participatiereserves van andere leden vrijwel geheel over te nemen. De Ondernemingskamer heeft vooralsnog uit te gaan van de geldigheid van de statutenwijziging.
Kinta c.s. hebben niet gespecificeerd welke financiële stukken ten onrechte niet aan de leden zijn verstrekt, hetgeen op hun weg lag gelet op de op 28 maart 2014 door het bestuur van TICA toegezonden stukken (zie 2.7). Die stukken zijn niet onredelijk kort voor de algemene ledenvergadering aan de leden toegezonden. Kinta c.s. hebben niet bestreden dat het al jaren gebruikelijk is dat de publicatiestukken van TICA Aalsmeer met een beknopte winst- en verliesrekening aan de leden worden toegezonden en dat de volledige jaarstukken van TICA Aalsmeer voor de leden ter inzage liggen. De Ondernemingskamer ziet geen reden een vraagteken te plaatsen bij het voorstel van het bestuur om, in afwachting van een besluit over de toekomstige huisvesting, de nog niet uitgekeerde winst van TICA Holding over 2013 te reserveren. Kinta c.s. hebben niet weersproken dat de algemene ledenvergadering op 3 april 2014 unaniem heeft besloten om het besluit tot uitkering dan wel reservering van de (resterende) winst van TICA Holding uit te stellen tot de volgende algemene ledenvergadering. Kinta c.s. hebben niet aannemelijk gemaakt dat de gang van zaken tijdens de algemene ledenvergadering van 3 april 2014 ten aanzien van enig besluit als “rituele dans” kan worden gekwalificeerd.