In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld voor mishandeling, waarbij hij op 8 februari 2011 in Amsterdam een dertienjarige jongen in het gezicht had geslagen. De verdachte stelde dat hij handelde uit noodweer, omdat de aangever hem eerst had geschopt. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte, gezien de omstandigheden, anders had moeten reageren. Het hof achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, maar hield rekening met de rol van de aangever in de escalatie van het conflict. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, maar het hof besloot tot een voorwaardelijke geldboete van €250 en 5 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de griffier aanwezig was. Het arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.