In deze zaak hebben klagers, die beiden wonen te Krommenie, een tuchtrechtelijke klacht ingediend tegen de oud-notaris, mr. [geïntimeerde], wegens vermeende laakbaarheid in zijn handelen. De klacht betreft onjuistheden in de kerkakte van 20 december 1990, waarin de oud-notaris de oppervlakte van het stuk grond C18 opzettelijk heeft gewijzigd van 1090 m2 naar 1690 m2. Dit leidde tot een vermindering van de oppervlakte van het aangrenzende stuk grond van de klagers met 200 m2. Daarnaast wordt de oud-notaris verweten dat hij klagers niet heeft geïnformeerd over eerdere eigendomsverkrijgingen bij het verlijden van de transportakte op 31 januari 1992.
Het hof heeft vastgesteld dat de klagers op 20 november 2013 tijdig hoger beroep hebben ingesteld tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat te Amsterdam, die de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond had verklaard. Tijdens de behandeling van de zaak op 20 maart 2014 hebben klagers en de oud-notaris hun standpunten toegelicht aan het hof. Het hof heeft de stukken van het geding en de eerdere beslissingen in acht genomen.
Het hof oordeelt dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht, ondanks het verweer van de oud-notaris dat de klacht verjaard zou zijn. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat klagers al eerder op de hoogte waren van de inhoud van de akten. Wat betreft de inhoudelijke klachten, oordeelt het hof dat de oud-notaris niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor de handelingen van notaris [X], die de kerkakte heeft verleden. De oud-notaris had geen verplichting om klagers te informeren over eerdere eigendomsverkrijgingen, en de klacht wordt derhalve ongegrond verklaard. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor het notariaat.