Uitspraak
mr. B. Breederveldte Alkmaar,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2] ,
mr. S.C. Veenhoffte Nijmegen.
1.Verder verloop van het geding
2.Feiten
3.Beoordeling
incidentele griefslaagt in zoverre. Over de vraag of [geïntimeerde sub 1] deze vordering kan opeisen voordat [appellante] is overleden, zal in een bodemprocedure beslist dienen te worden. Ook indien dat niet het geval is, dient zijn belang bij dit beslag zwaarder te wegen dan het belang van [appellante] bij opheffing daarvan. Principale
grief VII, die de belangenafweging aan de orde stelt, faalt eveneens.
grief Idat de vordering van [geïntimeerde sub 2] op grond van art. 128 Overgangsrecht Nieuw BW summierlijk ondeugdelijk is, aangezien hij zijn legitieme portie niet vóór 16 november 2006 heeft opgeëist. De grief miskent dat het bepaalde in art. 128 Overgangsrecht Nieuw BW er wel toe kan leiden dat de in het oude recht aan de legitimaris van een vóór 1 januari 2003 opengevallen nalatenschap toegekende bevoegdheden vervallen als deze bevoegdheden niet tijdig worden uitgeoefend, maar niet dat de vordering ter grootte van de legitieme portie op de nalatenschap komt te vervallen. En voor deze vordering heeft [geïntimeerde sub 2] beslag gelegd.
grief IVstelt [appellante] dat [geïntimeerde sub 2] zijn recht heeft verwerkt zijn legitieme portie op te eisen. Wat daarvan verder zij, [geïntimeerde sub 2] heeft op grond van de ouderlijke boedelverdeling in het testament van zijn vader een vordering ter grootte van zijn legitieme portie (inclusief zijn aandeel in de nagekomen bate). Er zijn geen omstandigheden naar voren gebracht die nopen tot het oordeel dat [geïntimeerde sub 2] zijn recht heeft verwerkt deze vordering te zijner tijd (in elk geval na het overlijden van [appellante] ) geldend te maken.
grief IIaangaande de opeisbaarheid bij haar leven van de vorderingen van [geïntimeerde sub 2] nu ook in geval deze vorderingen niet vervroegd opeisbaar zijn, de hiervoor verrichte belangenafweging ertoe leidt dat het beslag wordt gehandhaafd. Hetzelfde geldt voor de
grieven V en VIdie eveneens de vervroegde opeisbaarheid van de vorderingen van [geïntimeerde sub 2] betreffen.