Uitspraak
1.DE ONDERNEMINGSRAAD VAN SAPPI NIJMEGEN B.V.,
DE CENTRALE ONDERNEMINGSRAAD VAN SAPPI NETHERLANDS B.V.,
mr. P.L.J. Bosch, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. J.M. van Slooten,kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
2.De vaststaande feiten
one tier boardwelke bestaat uit één uitvoerend bestuurder, [A], en uit de niet-uitvoerende bestuurders [B], [C], [D] en [G]. De beide laatstgenoemde bestuurders zijn onafhankelijke bestuurders, benoemd per 20 september 2013; [B] is
CEO, en [C] is
CFOvan SFPE. [A] is tevens
director manufacturingvan SFPE.
break evensituatie is een bezettingsgraad van 92% nodig. Voor het vierde kwartaal van 2013 wordt een bezettingsgraad van 87% voorzien en zonder actie zal de bezettingsgraad met 4% tot 6% per jaar verder dalen. Het enige haalbare middel om de verliezen te drukken is het verlagen van de vaste kosten en – dus – van de capaciteit, aldus SFPE. De brief vervolgt:
jetcoaterin december 2013 zullen zijn verminderd tot ongeveer het niveau van de Nij07, dat de LA07 flexibeler is omdat zij is geïntegreerd met een pulpfabriek op locatie en daarom zowel houtvrij als houthoudend papier kan maken, en dat uit een zogeheten carrouseloefening is gebleken dat in het scenario ‘verplaatsing naar Lanaken’ minder volume verloren gaat (namelijk 40 in plaats van 60 kiloton in het scenario ‘verplaatsing naar Nijmegen’) en de winstgevendheid gedurende een periode van drie jaar met € 74 miljoen zal stijgen tegenover een stijging van € 62 miljoen in het alternatieve scenario ‘verplaatsing naar Nijmegen’. De conclusie is dan ook dat niet kan worden voorkomen dat productieorders zullen worden verplaatst van Nijmegen naar Lanaken.
appi (niet) investeert (…) in proeven voor Nijmegen voor producten waarin Sappi nog een markt zou moeten opbouwen. (…) Er is geen ruimte voor geleidelijke afbouw (…)”.
business planopgesteld voor vervangende producten voor de fabriek. Het
business planis getoetst door het Finse onderzoeksbureau Pöyry dat op 29 november 2013 zijn bevindingen omtrent alternatieve levensvatbare productmarktcombinaties heeft uitgebracht. Diens rapport “
Converting the Future” bevestigt dat de fabriek in Nijmegen zeer flexibel kan worden ingezet en zonder grote investeringen en verhoudingsgewijs snel en efficiënt kan omschakelen naar andere producten dan grafisch papier, bijvoorbeeld verpakkingsmateriaal (voor papieren tassen, ‘hot drink cups’ etc.). Een aantal van deze ‘
specialities’ is inmiddels door Sappi Nijmegen geproduceerd en succesvol verkocht.
three years non-compete clausemet boetebeding zou worden geaccepteerd alsmede een
completion datevan 1 april 2014. De drie partijen hebben daarop alle drie tijdig een bindend bod uitgebracht waarin zij aan deze voorwaarden voldoen. Er zal sprake zijn van een koopprijs van € 1; daarnaast zal Sappi de koper van de Nijmeegse fabriek een bedrag van circa € 20 miljoen ‘meegeven’.
- dat het vizier van Sappi in de onderzoeksperiode niet was gericht op een ander
- dat Sappi niet bestrijdt dat op een termijn van enkele jaren met succes nieuwe producten kunnen worden gemaakt in Nijmegen, maar dat SFPE en Sappi Ltd. niet bereid en in staat zijn om nog enkele jaren te wachten met het nemen van maatregelen en dat (het management van) Sappi Nijmegen daarmee bekend is en was;
- dat SFPE blijkens haar reactie op het rapport van Linxx geenszins overtuigd is van de voorstellen en suggesties van de OR om een andere fabriek in Europa te sluiten, dat SFPE haar reactie zeer grondig heeft onderbouwd en dat deze Sappi niet onredelijk voorkomt;
- dat SFPE niet tot intrekking of bijstelling van haar verzoek tot sluiting van Nijmegen komt en dat Sappi, als enig alternatief, een openlijk verzet tegen het Sappi-concern rest, waarvan verwacht mag worden dat het concern zich daarbij niet zal neerleggen zodat de economische positie van Sappi kan verzwakken, terwijl de opvang van mogelijke personele gevolgen daarvan dan wellicht niet meer op goedkeuring van SFPE zal kunnen rekenen.
non-compete clause) voor een nieuwe eigenaar herhaald en gesteld dat AIAC haar in dit opzicht nog onvoldoende zekerheid biedt.
non-compete clausebestaat, waarom nu een hogere boetesom wordt gevraagd dan aanvankelijk en voorts, of de schriftelijke toezeggingen van de OR – dat hij een eventueel beroep bij de rechter onmiddellijk zal intrekken na een succesvolle afronding van de verkoop en dat hij een eventueel beroep niet zal gebruiken voor het oprekken van de door Sappi aan een (kandidaat-)koper gestelde
non-competecondities – voor Sappi niet voldoende zijn.
letter of intent(‘LoI’), gesloten.
heads of agreementwaarvan de concepttekst aan de OR is voorgelegd. Zoals eveneens in de ‘LoI’ is voorzien, gaat het om de verkoop van de aandelen in Sappi Nijmegen, wordt Sappi Nijmegen “met draaiende papiermachine” overgedragen en is de
non-competebeperkt tot de productie van grafisch papier, gaan alle medewerkers van Sappi Nijmegen en een deel van de medewerkers van Sappi Services ‘mee over’ naar AIAC en zal voor degenen die niet mee overgaan het huidige Sociaal Plan van toepassing zijn.
heads of agreementdie voorzien was op 17 april 2014 getekend te worden, nog niet tot stand gekomen.
3.De gronden van de beslissing
business planopgesteld (zie 2.18) ook al was reeds in de eerste startbijeenkomst van 3 oktober 2013 (zie 2.8) duidelijk gemaakt dat “SFPE weinig mogelijkheden heeft en geeft om Nijmegen fabriek onder de Sappi paraplu een nieuw segment te laten opbouwen. Sappi heeft geen tijd en kennis en ook niet de investeringsmogelijkheden om een nieuwe markt op te gaan bouwen”. De taakverdeling tussen [A] en [E] was, zo stelt Sappi, ingegeven door praktische overwegingen: [A] zou namens aandeelhouder Sappi NL het verkoopproces begeleiden; het ontwikkelen van alternatieve producten (mede ten behoeve van een kandidaat-koper) lag meer op de weg van [E]. Deze verklaring voor het ‘op de voorgrond’-optreden van [A] en het ‘op de achtergrond’-handelen van [E] en zijn managementteam komt de Ondernemingskamer niet onredelijk voor. Zij acht voorts aannemelijk dat [E] achter het thans genomen besluit staat en ook was betrokken bij (de totstandkoming van) de inhoud van het conceptbesluit van 15 februari 2014; dat hij wellicht niet bekend was met de dag van mededeling daarvan aan de OR, doet daaraan niet af. Mede gelet op hetgeen overigens uit de gedingstukken blijkt en ter terechtzitting nader (mede door [E]) is toegelicht, acht de Ondernemingskamer aannemelijk dat [E] (en via hem het management van Sappi Nijmegen) op zodanige wijze en in zodanige mate bij de besluitvorming en de medezeggenschap inzake de productieverplaatsing is betrokken, dat niet kan worden gezegd dat de eigen vennootschappelijke verantwoordelijkheid van Sappi Nijmegen in deze is miskend.
jetcoatervoor de PM7 van Lanaken in december 2012, in deze enige zelfstandige relevantie heeft. Aannemelijk is daarentegen wel dat de verliezen van SFPE in 2013 onverwachts snel opliepen en dat deze omstandigheid SFPE tot onmiddellijke actie heeft genoopt (nadat zij eerst al in 2012 had onderzocht of door middel van een fusie of overname tot een capaciteitsreductie kon worden gekomen) zodra de carrouseloefening en de vergelijking Lanaken/Nijmegen medio 2013 was afgerond.
inputvan de voor de ‘carrousel’ benodigde gegevens deels van onjuiste uitgangspunten is uitgegaan, zodat de uitkomsten in zoverre eveneens onjuist zijn. In verband met die
inputgegevens zijn partijen het thans erover eens dat er geen reële mogelijkheid van verplaatsing van de productie van ‘Kirkniemi’ en ‘Husum’ bestaat. De Ondernemingskamer begrijpt althans dat de OR zijn standpunt, dat die optie door Sappi ten onrechte niet in de overwegingen is betrokken, inmiddels heeft verlaten. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer heeft Sappi ook, onder meer in de door SFPE opgestelde reactie op het rapport van Linxx, genoegzaam (beredeneerd) uiteengezet dat en waarom sluiting van Kirkniemi niet tot de mogelijkheden behoort en waarom het afnamecontract met Husum niet zonder aanzienlijke boete, kwaliteitsverlies en concurrentierisico kan worden opgezegd. Concluderend stelt de Ondernemingskamer vast dat partijen thans, per saldo, uitsluitend nog erover twisten ‘vanuit welke fabriek’ productie moet worden verplaatst, Lanaken of Nijmegen. Deze tussenuitkomst volgt overigens ook uit de carrouseloefening. De OR meent echter dat Sappi zonder voldoende goede redenen voor ‘verplaatsing vanuit Nijmegen’ heeft gekozen.
stakeholders, onder wie de werknemers, in zijn besluitvorming dient te betrekken en dat hij een afweging dient te maken van de beweegredenen voor, en de voor de betrokken werknemers te verwachten gevolgen van het voorgenomen (keuze)besluit. Een besluit als het onderhavige heeft immers aanzienlijke (financiële en sociale) gevolgen; bij een verplaatsing van productie dan wel sluiting van een fabriek moeten de aldaar werkzame personen elders te werk worden gesteld of afvloeien. Voor het onderhavige geval brengt het voorgaande mee dat niet alleen de afweging ‘verplaatsing vanuit Nijmegen’ versus ‘verplaatsing vanuit Lanaken’ in ogenschouw diende te worden genomen, maar ook de (overige) omstandigheden waaronder de personele gevolgen van een productieverplaatsing/ fabriekssluiting en de wijze en mate van opvang daarvan.
jetcoatervoor LA07 zou dat moeten veranderen, maar dat moet nog maar blijken terwijl dit ‘
not proven design’ wel al is meegenomen in de
case-vergelijking;
jetcoatervoor de PM7 in Lanaken van € 5 miljoen (goedkeuring in december 2012 en oplevering in december 2013) zich in 1,73 jaar zal terugverdienen, mede gezien de ervaring dat een soortgelijke investering van € 5,64 miljoen in mei 2012 in de PM7 van Nijmegen is gedaan en deze zich in 1,6 jaar terugverdiende; (ad (b)) dat uit de beide evaluaties (door Lanaken en door Kirkniemi) van het LA08 90-grams papier bleek dat het proefproduct niet uitwisselbaar was (en ook niet zou kunnen worden) met het LA07-product, omdat het “duidelijk tekortschiet in de belangrijkste kwaliteits-karakteristieken”; en (ad c)) dat reeds in de startbijeenkomsten van 3 en 8 oktober 2013 door [A] te kennen is gegeven (zie 2.10 en 3.6) dat een alternatieve productontwikkeling binnen het Sappi-concern niet aan de orde kon zijn omdat daarvoor onvoldoende financiële speelruimte is (de verliezen dienen onmiddellijk te worden gestopt).
de factotevens de beslissing heeft genomen om de fabriek in Nijmegen te verkopen dan wel te sluiten indien niet tot verkoop daarvan wordt (of kan worden) gekomen. Ook al is overeengekomen dat ter zake van die sluiting of verkoop eveneens aan de OR advies zal worden gevraagd, dit doet niet eraan af dat die sluiting of verkoop feitelijk het gevolg zal zijn van de verplaatsing en stopzetting van de productie in Nijmegen. Mitsdien heeft het op de weg van Sappi gelegen om, tegelijkertijd met haar adviesaanvraag van 28 oktober 2013, een overzicht te verstrekken van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben en van de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen (artikel 25 lid 3 WOR). Dit laatste heeft Sappi echter nagelaten. In de adviesaanvraag is slechts vermeld dat het dienstverband met boventallig verklaarde medewerkers (ingeval van een sluiting van de fabriek: ongeveer 200 personen) zal worden beëindigd, mogelijk in de vorm van een collectief ontslag. Daarmee is geenszins voldaan aan de hiervoor bedoelde wettelijke verplichting. De Ondernemingskamer rekent dit Sappi zwaar aan.
ab initiomet de ondernemingsraad te doen, of dat eenzijdig te doen”. Voorts heeft zij aangevoerd dat het vanuit strategisch oogpunt, gezien de (toen) nog te starten onderhandelingen met de vakbonden over een nieuwe cao inclusief sociaal plan, ook niet gewenst was uitspraken over zo’n (nieuw) sociaal plan te doen en dat hetzelfde gold voor de voortgang van het medezeggenschapstraject (zie 2.10, eerste citaat). De Ondernemingskamer kan Sappi hierin niet volgen. Niet valt immers in te zien dat Sappi niet - zonder komende of lopende onderhandelingen met de vakbonden te schaden - zou hebben kunnen toezeggen het (bestaande) Sociaal Plan toe te passen, uitsluitend voor de medewerkers van ‘Nijmegen’, bij de eventuele sluiting, verkoop of overname van de Nijmeegse fabriek als gevolg van de (toen: voorgenomen) productieverplaatsing, zoals de OR reeds in zijn eerste reactie op de adviesaanvraag had verzocht (zie 2.14) en zoals Sappi nu stelt steeds te hebben “laten doorschemeren”.