Uitspraak
mr. A. Heijderte Amsterdam,
1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
mr. F.T. Panholzerte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
grieven I en IIricht [appellant] zich tegen de vaststellingen onder 1.1 en 1.6. Het hof komt daarop, voor zover nodig, hierna terug. Voor het overige is de feitenvaststelling is in hoger beroep niet in geschil, zodat deze het hof in zoverre tot uitgangspunt dient.
grieven III tot en met Vlenen zich voor gezamenlijke behandeling. [appellant] betoogt daarmee dat de kantonrechter ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gehele derde etage aan [geïntimeerde sub 1] is verhuurd. Volgens hem geeft de tekst van huurovereenkomst (zie hiervoor onder 2.2.2) niet de bedoeling van partijen weer. Hij wijst daarbij op een kopie waarop twee plattegronden zijn getekend, gedateerd 4 juni 1996, en volgens [appellant] door de moeder van [geïntimeerde sub 1] voor akkoord ondertekend. Van de op die kopie afgebeelde “Nieuwe toestand” is het gearceerde gedeelte aan [geïntimeerde sub 1] verhuurd. Daaronder valt derhalve niet een ruimte van 7 ½ m2, bestemd als berging voor de bewoner van de eerste etage, die [geïntimeerde sub 1] na de verbouwing in 2003 zonder toestemming in gebruik heeft genomen, zo blijkt uit de brief van Heule van 11 februari 2003. Volgens [appellant] is dat een zodanig ernstige wanprestatie van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] dat ontbinding van de huurovereenkomst dan wel beëindiging daarvan gerechtvaardigd is.
grieven VII en VIIIhebben beide betrekking op het door [appellant] gestelde dringend eigen gebruik en lenen zich daarom voor gezamenlijk behandeling.