ECLI:NL:GHAMS:2014:1922

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
200.140.602
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring en verzet in hoger beroep van een onderneming in de kappersbranche

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de faillietverklaring van [X], een onderneming in de kappersbranche. De rechtbank Noord-Holland had op 14 januari 2014 het verzoek van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf en de Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf toegewezen, waarbij [X] niet was verschenen. De advocaat van [X], mr. A.J.J. van der Heiden, heeft in hoger beroep aangevoerd dat [X] niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de zitting van de rechtbank. Het hof heeft echter geoordeeld dat [X] in dat geval verzet had moeten aantekenen binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na de uitspraak, zoals bepaald in artikel 8 van de Faillissementswet. Aangezien [X] niet is verschenen op de zitting van 14 januari 2014, was zij niet-ontvankelijk in haar hoger beroep. Het hof heeft de zaak behandeld op 28 januari 2014, waarbij zowel de advocaat van [X] als de advocaat van de Stichtingen aanwezig waren, evenals de curator. Het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden die door [X] zijn aangevoerd niet voldoende waren om het verzet te rechtvaardigen. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en er is een termijn van acht dagen gesteld voor het indienen van beroep in cassatie bij de Hoge Raad.

Uitspraak

arrest
________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.140.602/01
insolventienummer rechtbank Noord-Holland : C/14/14/5 F
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 februari 2014
in de zaak van:
[X],
wonende te [--],
sedert december 2013 verblijvende te[---],
voorheen handelend onder de naam
X-KAPPERS,
zaakdoende te Den Helder,
appellante,
advocaat:
mr. A.J.J. van der Heidente Den Helder,
tegen

1.STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET KAPPERSBEDRIJF

2.
STICHTING SOCIAAL FONDS VOOR OPLEIDING EN ONTWIKKELING IN HET KAPPERSBEDRIJF,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerden,
advocaat:
mr. R.M. Burgerte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X]genoemd, geïntimeerden De Stichtingen.
[X]is bij op 21 januari 2014 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 14 januari 2014, waarbij het verzoek van De Stichtingen tot faillietverklaring van
[X]is toegewezen en mr. M.S. Lamboo, lid van voormelde rechtbank, is benoemd tot rechter-commissaris en mr. A.J.J. Sweens, advocaat te Den Helder, tot curator.
Bij verweerschrift van 23 januari 2014 hebben De Stichtingen verweer gevoerd.
De curator heeft zijn verslag ingediend op 23 januari 2014 en heeft aanvullende stukken overgelegd op 28 januari 2014.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van het hof van 28 januari 2014. Bij die behandeling is namens [X]haar vader, J.[X], verschenen, bijgestaan door mr. Van der Heiden die het verzoekschrift heeft toegelicht. Namens De Stichtingen is mr. Burger verschenen, die het verweerschrift heeft toegelicht. Tevens is de curator verschenen.

2.De ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Op grond van de stukken en hetgeen bij de behandeling in hoger beroep naar voren is gekomen, is het volgende gebleken.
2.2.
Bij inleidend rekest van 28 oktober 2013 hebben De Stichtingen – aan de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, verzocht om [X]in staat van faillissement te verklaren, zulks op de in dat verzoekschrift aangegeven gronden.
[X]en De Stichtingen zijn door de rechtbank opgeroepen voor de behandeling van het rekest ter terechtzitting van 19 november 2013.
De zitting van 19 november 2013 heeft niet plaatsgevonden en is op verzoek van De Stichtingen aangehouden. Dit hield verband met een op 14 november 2013 tussen partijen getroffen betalingsregeling.
Toen de betalingsregeling volgens De Stichtingen niet correct werd nagekomen, is er een nieuwe datum bepaald voor behandeling van de zaak op de rechtbank, namelijk op 14 januari 2014.
[X]is voor deze zitting op het adres van haar onderneming door middel van een deurwaardersexploot d.d. 18 december 2013 opgeroepen.
Op de zitting van 14 januari 2014 is [X]niet verschenen.
2.3.
Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Faillissementswet (Fw) heeft de schuldenaar, die in staat van faillissement is verklaard, zo hij niet is gehoord, gedurende veertien dagen na de dag van de uitspraak recht van verzet. Als hij zich tijdens de uitspraak niet binnen het Rijk in Europa bevindt, wordt deze termijn verlengd tot een maand.
2.4.
Nu [X]niet verschenen is ter terechtzitting van 14 januari 2014 had zij, indien zij tegen het faillissementsverzoek alsnog verweer had willen voeren, bij de rechtbank verzet dienen in te stellen. Dit geldt ook in het - zich volgens haar voordoende – geval dat [X]niet op juiste wijze voor de zitting van 14 januari 2014 is opgeroepen. De door mr. Van der Heiden aangevoerde omstandigheden, de onderhandelingen tussen partijen die in een eerder stadium zijn gevoerd waardoor de eerste zitting in november 2013 niet is doorgegaan, maken dit niet anders.
2.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
Verklaart [X]niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Visser, M.W.E. Koopmann en M.A.J.G. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.