ECLI:NL:GHAMS:2014:191
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte: kostenvergoeding en opleveringsschade na ontruiming
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een geschil tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte. De huurder had het gehuurde pand niet tijdig ontruimd, wat leidde tot een rechtszaak over de kosten die de verhuurder had moeten maken. Het hof had eerder al een tussenarrest gewezen en in dit arrest werd de verdere beoordeling van de vorderingen van de verhuurder besproken. De verhuurder, aangeduid als [appellant], had aanspraak gemaakt op vergoeding van de kosten die hij had gemaakt in verband met het kort geding dat hij had aangespannen om de huurder, aangeduid als [geïntimeerde], te dwingen het pand te ontruimen. Het hof oordeelde dat de volledige kosten van dit kort geding, inclusief de proceskostenveroordeling, toewijsbaar waren als incassokosten.
Daarnaast werd de opleveringsschade besproken. Het hof oordeelde dat de verhuurder recht had op vergoeding van de kosten die hij had gemaakt, maar dat deze kosten gematigd moesten worden. Dit was gebaseerd op de hoedanigheid van de huurder als beginnende ondernemer en de grote belangen die voor hem bij het behoud van het gehuurde waren betrokken. Het hof wees een deel van de vordering tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe, maar matigde de volledige proceskostenvergoeding.
Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover de vordering tot vergoeding van de kosten boven het liquidatietarief was afgewezen en veroordeelde de huurder tot betaling van een bedrag van € 5.532,06, vermeerderd met wettelijke rente. Ook werd de huurder veroordeeld tot betaling van € 760,45 voor opleveringsschade, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding in het principaal appel werden gecompenseerd, terwijl de huurder de kosten van het incidenteel appel moest dragen. Het arrest werd uitgesproken op 14 januari 2014.