ECLI:NL:GHAMS:2014:1885

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
200.115.316-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van leverancier voor gebrekkige stoffering en de rol van hulppersoon

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een appellant en de besloten vennootschap Carpetland B.V. over de levering en stoffering van een laminaatvloer. De appellant heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vordering tot schadevergoeding werd afgewezen. De appellant had een overeenkomst gesloten met Carpetland voor de levering van laminaat en toebehoren, waarbij hij een deel van de kosten vooraf had betaald. Na de levering door Carpetland, die de stoffering door een derde partij had geregeld, ontstonden er problemen met de kwaliteit van de stoffering, wat leidde tot schade aan de muren van de woning van de appellant. De appellant vorderde schadevergoeding van Carpetland, maar de kantonrechter oordeelde dat Carpetland slechts als bemiddelaar had opgetreden en niet in gebreke was gebleven.

Het hof heeft de grieven van de appellant gegrond verklaard, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een andere beslissing dan die van de kantonrechter. Het hof concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat Carpetland in verzuim was en dat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen uit de overeenkomst. De vordering van de appellant werd afgewezen, en de vonnissen van de kantonrechter werden bekrachtigd. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een overeenkomst en de rol van hulppersonen in het kader van aansprakelijkheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.115.316/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : CV 11-4472
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 mei 2014
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. Q.A.L.M. Gijsbers te Amsterdam,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARPET-LAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.T.C.A. Smets te Eindhoven.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna[appellant] en Carpetland genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 29 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum (hierna: de kantonrechter), van 13 juni 2012 (hierna: het eindvonnis) en (het hof begrijpt:) het in dezelfde zaak gewezen tussenvonnis van 28 december 2011 (hierna: het tussenvonnis), onder voormeld zaaknummer gewezen tussen[appellant] als opposant in conventie, tevens eiser in reconventie en Carpetland als geopposeerde in conventie tevens verweerster in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - hem alsnog zal ontheffen van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij het tussen Carpetland als eiseres en hem als gedaagde gewezen verstekvonnis van de kantonrechter van 29 juni 2011, kenmerk: 1258832 CV EXPL 11-3073, (hierna: het verstekvonnis) en Carpetland zal veroordelen aan hem te voldoen de door hem geleden schade, bestaande uit een bedrag van € 2.097,27 met rente, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Carpetland heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen waarvan beroep, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Carpetland heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis onder 1.1 tot en met 1.7 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[appellant] is op 13 maart 2010 met Carpetland overeengekomen dat Carpetland hem laminaat en toebehoren zal leveren voor een bedrag van € 2.220,45.[appellant] heeft op die dag een bedrag van € 400,- aan Carpetland betaald zodat inzake de te leveren zaken te betalen resteerde een bedrag van € 1.820,45. Op de bestelbon, door[appellant] als productie 6 bij zijn dagvaarding in oppositie overgelegd, is onder meer vermeld:

STOFFERING door afhankelijk bedrijf
(…)
Korting op STOFFERING -20.00% = (…)
TOTALE PRIJS STOFFERING (INCL. btw 19%) = 679.07 EUR
De klant dient te ondertekenen indien stoffering door Carpetland geregeld moet worden. Bovenvermelde kosten worden na stoffering contant aan de stoffeerder betaald.
Handtekening klant[handtekening[appellant]]’
Op de tweede pagina van het bestelformulier is onder meer vermeld:

Geachte klant,
met betrekking tot onze algemene voorwaarden, welke staan afgedrukt op de achterzijde, dienen ten behoeve van een goede stoffering aan de navolgende punten te zijn voldaan:
[tekst handmatig doorgestreept en handgeschreven:]
CBW
Voornoemde stofferingsvoorwaarden maken onderdeel uit van onze algemene verkoops- leverings- en betalingsvoorwaarden.
Handtekening klant:[handtekening[appellant]]’
3.1.2.
De door Carpetland als productie 7 bij haar conclusie van antwoord in oppositie overgelegde algemene verkoop-, leverings- en betalingsvoorwaarden houden onder meer het volgende in:

Stoffering
16. Stofferingen zullen door zelfstandige stoffeerbedrijven in opdracht van Carpetland worden uitgevoerd (…)
20. Carpetland behoudt zich het recht voor een stoffering te weigeren indien haar vertegenwoordigers van oordeel zijn dat de ondervloer niet beantwoordt aan de vereisten voor een goede stoffering, in welk geval de klant aan Carpetland een volledige vergoeding voor de ten behoeve van de stoffering reeds verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten verschuldigd is. (…)
3.1.3.
Carpetland heeft het laminaat en toebehoren omstreeks 10 april 2010 aan[appellant] geleverd, behoudens laminaatreiniger en plint. De stoffeerder [X] heeft het laminaat gedeeltelijk gelegd. Daarbij is schade ontstaan aan de muren van de woning van[appellant].[appellant] heeft de schade aan de muren door een schilder laten herstellen en heeft daarvoor een factuur ontvangen ten bedrage van € 296,80.[appellant] heeft het laminaat (verder) laten leggen door een derde en heeft voor deze werkzaamheden een factuur ontvangen ten bedrage van € 1.800,47, zijnde totaal € 2.097,27.
3.2.
Carpetland heeft[appellant] gedagvaard voor de kantonrechter en gevorderd , voor zover van belang,[appellant] te veroordelen aan haar te betalen voormeld openstaand bedrag van € 1.820,45 ter zake van de levering van het laminaat en toebehoren, een bedrag van € 300,- ter zake van buitengerechtelijke kosten en een bedrag van € 53,56 ter zake van rente tot 5 april 2011, het openstaande bedrag te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente ad 18 % per jaar vanaf 6 april 2011. Haar vordering is bij het verstekvonnis als voormeld toegewezen, met veroordeling van[appellant] in de proceskosten.[appellant] is tegen dit vonnis in verzet gekomen. Hij heeft in de verzetprocedure gevorderd hem te ontheffen van de veroordeling zoals tegen hem uitgesproken bij het verstekvonnis en voorts Carpetland te veroordelen aan hem te voldoen de door hem geleden schade bestaande uit de onder 3.1.3 vermelde factuurbedragen van in totaal € 2.097,27, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 april 2010.[appellant] heeft primair aangevoerd dat Carpetland niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu deze blijkens de toepasselijke algemene voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen aanhangig had moeten worden gemaakt bij de Geschillencommissie Wonen te Den Haag en niet bij de rechtbank.[appellant] heeft subsidiair aangevoerd dat de laminaatvloer niet naar behoren was gelegd, althans dat Carpetland non-conform heeft gepresteerd en tot schadevergoeding is gehouden, dat hij Carpetland in gebreke heeft gesteld, dat Carpetland de opdracht gedeeltelijk heeft geannuleerd, althans ontbonden, en dat partijen hebben afgesproken dat[appellant] de laminaatvloer kon laten herstellen door een derde en de kosten daarvan en de kosten van het schilderwerk aan de muren in mindering kon brengen op, althans verrekenen met het aan de zijde van Carpetland openstaande en thans door haar gevorderde bedrag van € 1.820,45. De kantonrechter heeft bij het eindvonnis overwogen dat Carpetland slechts de vloer heeft geleverd en[appellant] in contact heeft gebracht met een vloerenlegger. Dit betekent volgens de kantonrechter dat, nu over de levering van de vloer op zichzelf geen klachten bestaan, Carpetland zich niet tot de Geschillencommissie Wonen had behoeven te wenden en voorts dat de vordering dient te worden afgewezen. De kantonrechter heeft daarop het verzet ongegrond verklaard, het verstekvonnis bevestigd, behoudens voor zover dit betrekking heeft op de levering van laminaatreiniger en een plint en in dit verband de oorspronkelijke vordering voor een bedrag van € 33,27 afgewezen, de vordering van[appellant] afgewezen en[appellant] veroordeeld in de proceskosten.
3.3.
Carpetland heeft in haar memorie van antwoord onder 9 aangevoerd dat[appellant] geen grieven heeft gericht tegen de toewijzing van haar vordering en aldus niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering hem te ontheffen van de veroordeling zoals in het verstekvonnis tegen hem uitgesproken. Het hof volgt Carpetland niet in deze stelling. De grieven van[appellant] richten zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat Carpetland slechts heeft bemiddeld ter zake van het leggen van de vloer. De kantonrechter heeft met dit oordeel tevens - impliciet - beslist dat het verweer van[appellant] tegen de vordering van Carpetland, inhoudende dat deze dient te worden verrekend met zijn schadevordering, niet opgaat. Het hoger beroep moet daarom geacht worden zich tevens uit te strekken tot de toewijzing van bedoelde vordering van Carpetland.
3.4.
De grieven van[appellant] zijn, zoals gezegd, gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat Carpetland ter zake van het leggen van de vloer slechts een bemiddelende rol heeft gespeeld.[appellant] stelt dat de onder 3.1.3 genoemde stoffeerder dient te worden gezien als een hulppersoon van Carpetland in de zin van artikel 6:76 BW dan wel als niet-ondergeschikte van Carpetland in de zin van artikel 6:171 BW.[appellant] verwijst daartoe naar de inhoud van de onder 3.1.1 aangehaalde bestelbon en naar de artikelen 16 en 20 van de door Carpetland overgelegde algemene voorwaarden. Het komt erop neer, zo begrijpt het hof, dat[appellant] stelt dat hij met Carpetland is overeengekomen dat Carpetland hem niet alleen een vloer zou leveren maar ook ervoor zou zorgdragen dat de laminaatvloer door een door haar in te schakelen derde werd gelegd. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
3.5.
De bestelbon houdt in dat de stoffering wordt uitgevoerd door een - kennelijk: van Carpetland - onafhankelijk bedrijf. Partijen zijn het mede op grond van deze tekst erover eens dat[appellant] mocht verwachten dat niet Carpetland maar een derde het laminaat zou leggen.[appellant] voert echter aan, en dat valt op grond van deze tekst niet uit te sluiten, dat hij ervan uitging dat die derde zou optreden als hulppersoon van Carpetland in de zin van artikel 6:76 BW.
3.6.
De bestelbon vermeldt tevens de prijs voor het leggen van de laminaatvloer. Op die prijs wordt nog een korting van 20% toegepast. Daaruit is vooralsnog af te leiden dat Carpetland de prijs voor het leggen heeft bepaald en niet de in te schakelen derde. Aanwijzingen voor het tegendeel zijn gesteld noch gebleken. Daarmee wordt, en dat volgt met name uit de gegeven korting, de indruk gewekt dat[appellant] met Carpetland een prijs voor het leggen van de vloer is overeengekomen. Dat wijst erop dat Carpetland een grotere rol toekomt dan slechts die van bemiddelaar. In elk geval heeft Carpetland niet uitdrukkelijk vermeldt dat zij de prijs slechts heeft bedongen ten behoeve van de als stoffeerder in te schakelen derde.
3.7.
Daar komt bij dat op de tweede pagina van het bestelformulier uitdrukkelijk wordt verwezen naar stofferingsvoorwaarden die onderdeel uitmaken van ‘onze’, dat wil onmiskenbaar zeggen Carpetlands, algemene verkoop-, leverings- en betalingsvoorwaarden. Daaruit volgt dat Carpetland, althans dat heeft[appellant] daaruit kunnen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mogen afleiden, algemene voorwaarden betrekking hebbende op het onderwerp stoffering voor zichzelf bedong. Carpetland ging dus kennelijk zelf ook ervan uit dat zij met[appellant] overeenkwam het laminaat niet alleen te leveren maar ook te leggen, zij het met gebruikmaking van een van haar onafhankelijk stofferingsbedrijf.
3.8.
Ook de tekst van de door Carpetland overgelegde algemene voorwaarden wijst erop dat[appellant] met Carpetland is overeengekomen dat Carpetland de vloer zou leggen met gebruikmaking van een derde als hulppersoon. Artikel 16 van deze voorwaarden luidt immers dat de stoffering in opdracht van Carpetland zal worden uitgevoerd. Voorts bepaalt artikel 20 dat, indien de ondervloer niet voldoet, de klant aan Carpetland een vergoeding verschuldigd is voor ten behoeve van de stoffering verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten. Uit de inhoud van beide artikelen is af te leiden dat Carpetland in haar relatie met[appellant] niet slechts bemiddelde maar ook verantwoordelijk was voor het leggen van de vloer. Carpetland heeft in eerste aanleg nog aangevoerd, nadat[appellant] had gesteld dat hij niet bekend was met de door Carpetland overgelegde algemene voorwaarden, dat zij een verouderde tekst van de voorwaarden had overgelegd. Carpetland heeft in hoger beroep niet meer gereageerd op de stellingen van[appellant] omtrent de inhoud van de algemene voorwaarden zodat het hof ervan uitgaat dat[appellant] in de toelichting op haar grieven de juiste teksten heeft aangehaald.
3.9.
Aan het voorgaande doet onvoldoende af dat de ingeschakelde stoffeerder een van Carpetland onafhankelijk stoffeerbedrijf is. Evenmin is van voldoende betekenis dat[appellant] de met Carpetland overeengekomen prijs voor het stofferen, zoals in het bestelformulier is vermeld, na het leggen aan de stoffeerder diende te betalen. Daaruit heeft[appellant] gelet op het hiervoor onder 3.5 tot en met 3.8 overwogene niet zonder meer kunnen en moeten begrijpen dat hij niet met Carpetland maar met de stoffeerder contracteerde.
3.10.
Het hof komt op grond van een en ander tot het oordeel dat[appellant] met Carpetland is overeengekomen dat Carpetland de vloer zou leggen met behulp van een hulppersoon. De grieven van[appellant] zijn gegrond.
3.11.
Dit betekent dat het hof opnieuw zal moeten beoordelen of Carpetland haar vordering aanhangig had moeten maken bij de Geschillencommissie Wonen, zoals[appellant] in eerste aanleg heeft aangevoerd.[appellant] beroept zich daartoe op artikel 19 van de algemene voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen (CBW), welke volgens hem van toepassing zijn. Het hof verwerpt dit verweer van[appellant] bij gebrek aan voldoende toelichting. In bedoeld artikel is niet te lezen dat de ondernemer
- Carpetland - is gehouden een geschil bij bedoelde geschillencommissie aan te brengen. Slechts indien de consument -[appellant] - een geschil aanhangig maakt bij deze geschillencommissie, is de ondernemer aan deze keuze van de consument gebonden.[appellant] heeft in dit geval echter niet gesteld dat hij het geschil tussen hem en Carpetland bij de geschillencommissie aanhangig heeft gemaakt. Dit betekent dat de gewone rechter bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen.[appellant]
3.12.
[appellant] heeft in eerste aanleg als verweer tegen de vordering van Carpetland aangevoerd dat Carpetland, in de persoon van [Y], de overeenkomst gedeeltelijk heeft geannuleerd althans ontbonden, althans dat hij met Carpetland - aanvullend - is overeengekomen dat hij op kosten van Carpetland de vloer door een derde kon laten herstellen/leggen en de kosten in mindering zou mogen brengen op, althans verrekenen met het bij Carpetland openstaande bedrag (dagvaarding in oppositie onder 26).[appellant] heeft ter ondersteuning van zijn stellingen een schriftelijke verklaring overgelegd van[Z] die bij een gesprek met een dergelijke inhoud tussen[appellant] en [Y] aanwezig zou zijn geweest. Carpetland heeft uitdrukkelijk betwist dat [Y] met[appellant] heeft gesproken over annulering van de overeenkomst of over enige tegemoetkoming in de door[appellant] gestelde schade. Het hof is van oordeel dat aldus niet is komen vast te staan dat Carpetland de overeenkomst - al dan niet gedeeltelijk - heeft geannuleerd of heeft ontbonden. Evenmin is vast komen te staan dat Carpetland enige toezegging heeft gedaan omtrent het vergoeden of verrekenen van schade aan de zijde van[appellant].[appellant] heeft in hoger beroep geen bewijs aangeboden van de door hem gestelde feiten. Het hof gaat dan ook voorbij aan het onderhavige verweer.
3.13.
[appellant] heeft in eerste aanleg bovendien gesteld dat de stoffeerder de laminaatvloer niet naar behoren heeft gelegd, dat de laminaatvloer en ondervloer waren beschadigd en dat de muren door de stoffeerder waren beschadigd. Hij heeft Carpetland ter zake in gebreke gesteld bij zijn brief van 14 april 2010, zo heeft hij aangevoerd. Bovendien zou Carpetland geen laminaatreiniger en plinten hebben geleverd (zie voor een en ander dagvaarding in oppositie onder 27). Carpetland heeft betwist dat zij de brief van[appellant] van 14 april 2010 heeft ontvangen.[appellant] heeft haar niet in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn alsnog deugdelijk te presteren, zo heeft zij gesteld. Het hof overweegt dat[appellant], na betwisting daarvan door Carpetland, geen bewijs heeft aangeboden van de ontvangst van bedoelde brief door Carpetland. Daarbij komt dat de brief, die door[appellant] is overgelegd, niet een deugdelijke ingebrekestelling inhoudt.[appellant] heeft daarin immers geen redelijke termijn aan Carpetland gesteld om alsnog na te komen maar slechts verwezen naar voormelde - door Carpetland betwiste - afspraken met [Y].[appellant] heeft dan ook voortijdig derden ingeschakeld om het leggen van de vloer af te ronden en de beschadigingen aan de muren te herstellen. De conclusie van een en ander is dat niet is vast komen te staan dat Carpetland in verzuim is komen te verkeren.[appellant] heeft bovendien geen beroep gedaan op opschorting van zijn verplichtingen en heeft ook niet gesteld dat hij van zijn zijde de overeenkomst (deels) heeft ontbonden.
3.14.
De conclusie is dat[appellant] niet bevrijd is van zijn verplichting uit de overeenkomst tot betaling van het restant van de koopsom ad € 1.820,45. Er is evenmin grond voor verrekening van deze betalingsverplichting met de door[appellant] gestelde schadeposten. Niet is immers vast komen te staan dat Carpetland in verzuim is terwijl[appellant] evenmin heeft gesteld dat deugdelijke nakoming door Carpetland blijvend onmogelijk is. Er is aldus geen grond voor aansprakelijkheid van Carpetland voor de door[appellant] gestelde schade.
3.15.
Partijen twisten nog over de gang van zaken met betrekking tot het leggen van de vloer.[appellant] heeft ter zake aangevoerd dat de door Carpetland ingeschakelde stoffeerder(s) vijf pogingen hebben gedaan de vloer deugdelijk te leggen maar dat dit niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. De stoffeerder heeft zelf de werkzaamheden gestaakt en heeft hem bedreigd waarna hij de politie heeft ingeschakeld om hem uit zijn woning te verwijderen, aldus[appellant]. Carpetland heeft aangevoerd dat[appellant] zou zorgdragen voor het egaliseren van de vloer maar dat dit nimmer is gebeurd, dat er een discussie is ontstaan tussen[appellant] en de stoffeerder over de wijze van leggen van de vloer en dat de stoffeerder was genoodzaakt het werk te stoppen omdat hij door[appellant] met behulp van de politie uit de woning werd verwijderd. Het hof is van oordeel dat, wat er ook zij van de wijze van leggen door de stoffeerder en de aanleiding voor het niet (deugdelijk) afmaken daarvan,[appellant] Carpetland - immers zijn contractuele tegenpartij - ter zake in gebreke had moeten stellen en haar, alvorens een derde in te schakelen, de gelegenheid had moeten bieden het werk alsnog binnen redelijk termijn af te (doen) maken.[appellant] heeft niet aangevoerd dat en waarom dat van hem in de gegeven omstandigheden niet gevergd kon worden.
3.16.
[appellant] heeft geen grieven gericht tegen de toewijzing van de nevenvorderingen van Carpetland en de instandhouding daarvan bij het eindvonnis. Het eindvonnis dient ook wat dit aangaat in stand te blijven.
3.17.
De slotsom is dat de grieven van[appellant] gegrond zijn maar dat dit niet leidt tot andere beslissingen dan door de kantonrechter zijn genomen. Er is immers grond voor toewijzing van de vorderingen van Carpetland terwijl er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen van[appellant]. De bestreden vonnissen zullen dan ook worden bekrachtigd.[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt[appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Carpetland begroot op € 666,- aan verschotten en € 894,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten indien deze niet zijn voldaan binnen veertien dagen na betekening van dit arrest;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, L.A.J. Dun en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2014.