3.10.Op grond van al het voorgaande is de tussenconclusie van het hof dat, zoals ook de kantonrechter heeft geoordeeld, [geïntimeerden] door zonder toestemming van Kroon de bestemming van het gehuurde te wijzigen zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst en door zonder toestemming van Kroon de scheidingsmuur weg te halen andermaal in die nakoming zijn tekortgeschoten.
3.11.1.De
grieven 1 en 2 in principaal appelstrekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte de huurovereenkomst niet op grond van elk van de genoemde twee tekortkomingen (of de combinatie daarvan) heeft ontbonden.
3.11.2.Voor zover Kroon mocht willen betogen dat het eenzijdige wijzigen van de overeengekomen bestemming van het gehuurde een dermate ernstige tekortkoming is dat ontbinding van de huurovereenkomst daardoor altijd wordt gerechtvaardigd, merkt het hof op dat die stelling rechtens onjuist is en dat art. 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ook ingeval van een dergelijke tekortkoming onverkort geldt.
3.11.3.Kroon heeft gesteld dat de onderhavige bestemmingswijziging, mede in aanmer-king genomen dat zij tevens verhuurder is van het naastgelegen pand waarin een detail-handel in verlichtingsartikelen is gevestigd, niet acceptabel is omdat de Zeilstraat zich door de onderhavige bestemmingswijziging “neerwaarts ontwikkelt” met alle negatieve gevolgen voor de (beleggings)waarde van het gehuurde en de omringende panden van dien. Omdat [geïntimeerden] deze stelling van Kroon hebben betwist en deze de juistheid ervan niet met stukken of anderszins heeft gestaafd noch op dit punt een voldoende concreet en specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, is de juistheid van die stelling niet komen vast te staan. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat Kroon met de enkele opmerking dat de omliggende bedrijven “normale middenstandsbedrijven (zijn) en geen ambachtsbedrijf als thans door geïntimeerden in de winkelruimte wordt geëxploiteerd” niet althans onvoldoende (gemotiveerd) heeft gesteld dat onjuist is het oordeel van de kantonrechter in het tussenvonnis van 2 april 2012 dat de winkel een nette uitstraling heeft die ook niet afwijkt van of onderdoet voor de uitstraling van de naastgelegen winkels.
3.11.4.Het moge, voorts, zo zijn dat Kroon ongemak heeft ondervonden van het weghalen door [geïntimeerden] van de scheidingsmuur, Kroon heeft geen grieven gericht tegen het oordeel van de kantonrechter in het eindvonnis dat is gebleken dat het weghalen van de muur geen onherstelbare gevolgen heeft gehad, dat een en ander inmiddels provisorisch is opgelost, dat voor de weggehaalde muur een nette, definitieve oplossing mogelijk is en dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerden] op de hoogte waren of hadden moeten zijn van de (dragende) constructie van de muur. Omdat het hof bovendien de door Kroon tegen [geïntimeerden] ingestelde schadevergoedingsvordering zal toewijzen (zie daarvoor de overwegingen 3.12.1 tot en met 3.12.6), heeft Kroon als gevolg van het weghalen van de muur evenmin vermogensschade geleden.
3.11.5.Het behoeft geen betoog dat [geïntimeerden], hoewel zij dat maar in bedekte termen hebben aangegeven, evident belang hebben bij het voortgezette gebruik van het gehuurde. Zij oefenen daarin immers hun bedrijf uit van de inkomsten waarvan zij kennelijk financieel afhankelijk zijn. Bij ontbinding van de huurovereenkomst zullen zij hun bedrijf elders moeten vestigen met alle kosten en risico’s van dien. Zo is nog maar de vraag of zij erin zullen slagen op een andere plaats een behoorlijke klantenkring op te bouwen. Niet van belang is daarom of er voor [geïntimeerden] elders voldoende betaalbare huurruimte beschikbaar is.
3.11.6.Op grond van wat zojuist onder 3.11.3 tot en met 3.11.5 is overwogen, concludeert het hof, evenals de kantonrechter, dat de vastgestelde tekortkomingen noch afzonderlijk noch in onderling verband en samenhang beschouwd, de ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen rechtvaardigen.
3.11.7.Dit betekent dat de grieven van Kroon falen, dat de door haar in eerste aanleg ingestelde vorderingen terecht zijn afgewezen en dat de bestreden vonnissen van 2 april 2012 en 20 augustus 2012 moeten worden bekrachtigd.
3.12.1.In hoger beroep vordert Kroon vanwege de verwijdering van de scheidingsmuur door [geïntimeerden] ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 2.622,52, met wettelijke rente. Van de gevorderde hoofdsom heeft - blijkens de brief van Kroon aan haar advocaat, met bijlagen, van 8 juni 2012 - een bedrag van € 366,28 betrekking op inspectie en rapportage van Strackee BV Bouwadviesbureau (verder: Strackee), een bedrag van € 1.720,74 op tijdelijke voorzieningen door Witte Bouw en Aannemersbedrijf B.V. (verder: Witte) en een bedrag van € 535,50 op extra kosten van Kroon, een en ander te vermeerderen met 19% BTW.
3.12.2.[geïntimeerden] hebben noodzaak en omvang van de door Kroon gestelde en gevorderde kosten van Strackee en Kroon zelf onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het hof merkt echter ambtshalve op dat niet valt in te zien waarom over de kosten van Kroon btw verschuldigd is, nu het hier niet een door Kroon geleverde dienst betreft maar vergoeding van door haar geleden nadeel en dus schade. Het daarmee gemoeide bedrag van (19% over € 535,50 is) € 101,75 is dan ook niet toewijsbaar.
3.12.3.Onjuist is de stelling van [geïntimeerden], kennelijk geponeerd met het oog op de kosten van Witte, dat Kroon hen in de gelegenheid had moeten stellen de muur zelf te herstellen. Door de muur in strijd met artikel 6 van de huurovereenkomst weg te halen zijn [geïntimeerden] toerekenbaar in de nakoming van hun verplichtingen tekortgeschoten en op grond van art. 6:74 BW schadeplichtig. Nakoming te dier zake was reeds blijvend onmogelijk.
3.12.4.Op grond van het door Witte opgestelde rapport van 14 september 2011 kon Kroon in redelijkheid beslissen de thans door haar bij [geïntimeerden] in rekening gebrachte werkzaamheden te laten uitvoeren, zulks ongeacht of (al) die werkzaamheden achteraf bezien noodzakelijk waren. De desbetreffende kosten, waarvan de omvang door [geïntimeerden] onvoldoende gemotiveerd is betwist, komen voor rekening van [geïntimeerden], omdat zij de scheidingsmuur in strijd met hun verplichtingen als huurders hebben weggehaald. De omstandigheid dat, naar [geïntimeerden] op zichzelf onweersproken hebben gesteld, inmiddels een nieuwe scheidingsmuur is aangebracht waarvan de kosten ongeveer € 1.500,= hebben belopen is niet van belang en doet aan het voorgaande niet af, ongeacht of zij die kosten voor hun rekening hebben genomen.
3.12.5.Het door [geïntimeerden] gedane beroep op verrekening met een tegenvordering wegens, kort gezegd, achterstallig onderhoud stuit vanwege de betwisting van die tegenvordering door Kroon af op het bepaalde in art. 6:136 BW.
3.12.6.De slotsom is dat de geldvordering van Kroon toewijsbaar is tot een bedrag van (€ 2.622,52 minus € 101,75 is) € 2.520,77, met de onweersproken gelaten wettelijke rente, en voor het overige zal worden afgewezen.