Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
mr. P.A. van der Waalte [vestigingsplaats].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante. Appellante had in februari 2014 hoger beroep aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 29 januari 2014 had besloten de schuldsaneringsregeling van appellante te beëindigen zonder haar de schone lei te verlenen. Tijdens de zitting op 25 maart 2014 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. Ze betoogde dat ze had voldaan aan haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling en dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat ze tekort was geschoten in haar informatie- en sollicitatieverplichtingen.
Het hof heeft vastgesteld dat appellante inderdaad tekort is geschoten in haar verplichtingen. Ze heeft niet tijdig en volledig informatie verstrekt aan de bewindvoerder en heeft niet voldaan aan de sollicitatieverplichting. Het hof oordeelde dat appellante nieuwe schulden had laten ontstaan en dat ze niet had aangetoond dat ze de achterstand aan de boedel zou kunnen inlossen. De bewindvoerder had aangegeven dat appellante onvoldoende had gedaan om haar verplichtingen na te komen en dat er een aanzienlijke achterstand was ontstaan in de afdracht aan de boedel.
Het hof concludeerde dat de tekortkomingen van appellante ernstig waren en dat er geen vertrouwen was dat ze haar verplichtingen zou kunnen nakomen. Daarom werd het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, en werd de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zonder schone lei gerechtvaardigd. Het hof benadrukte dat de schuldsaneringsregeling bedoeld is om natuurlijke personen in financiële problemen een kans te geven, maar dat daar ook actieve medewerking van de schuldenaar voor vereist is.