Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
11 maart 2014
mr. A.E. Martinez Linnemannte [vestigingsplaats].
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van verzoeker. Verzoeker had op 23 januari 2014 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 15 januari 2014 was uitgesproken. De rechtbank had de schuldsaneringsregeling van verzoeker beëindigd zonder hem de schone lei te verlenen. Tijdens de zitting op 4 maart 2014 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. A.E. Martinez Linnemann, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat hij zich aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling had gehouden tot er ernstige problemen in zijn huwelijk ontstonden. Verzoeker gaf aan dat hij zijn salaris tot het vrij te laten bedrag maandelijks op de rekening van de bewindvoerder had gestort, maar na zijn scheiding in mei 2013 niet meer aan zijn verplichtingen kon voldoen. Hij had een zwervend bestaan geleid en beschikte niet over financiële bescheiden, wat de communicatie met de bewindvoerder bemoeilijkte.
De bewindvoerder verklaarde echter dat verzoeker niet voldeed aan de informatieverplichting en dat er een aanzienlijke boedelachterstand was ontstaan. Het hof oordeelde dat verzoeker verwijtbaar tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, omdat hij de bewindvoerder niet tijdig en volledig had geïnformeerd over zijn financiële situatie. Ondanks zijn moeilijke omstandigheden had verzoeker onvoldoende gedaan om zijn situatie te verbeteren en had hij geen concreet plan gepresenteerd om de tekortkomingen te verhelpen. Het hof concludeerde dat de tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling ernstig waren en dat er onvoldoende vertrouwen was dat verzoeker de regeling alsnog succesvol zou kunnen afronden. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank.