ECLI:NL:GHAMS:2014:1740

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
200.139.175/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de wettelijke schuldsaneringsregeling na afwijzing door de rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [verzoeker] voor de wettelijke schuldsaneringsregeling. Het hof behandelt het hoger beroep dat door [verzoeker] is ingediend tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, die op 18 december 2013 zijn verzoek om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling had afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat [verzoeker] niet te goeder trouw was geweest met betrekking tot zijn schuld aan de belastingdienst, die voortkwam uit niet (correct) ingediende belastingaangiften tijdens zijn ondernemerschap.

Tijdens de zitting op 4 februari 2014 heeft [verzoeker] zijn situatie toegelicht, waarbij hij zijn verleden als vrachtwagenchauffeur en de problemen die hij ondervond na zijn huwelijk en de overname van een onderneming uiteenzette. Hij heeft aangegeven dat zijn financiële problemen zijn ontstaan door een combinatie van persoonlijke omstandigheden, waaronder ziekte en onwetendheid over financiële administratie. Het hof heeft kennisgenomen van de aanvullende stukken die door [verzoeker] zijn ingediend en de verklaringen van zijn beschermingsbewindvoerder.

Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat, hoewel [verzoeker] niet te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, er voldoende gronden zijn om hem alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] zijn leven weer op de rit heeft gekregen, zijn financiële situatie stabiel is en hij zich heeft ingespannen om zijn schuldenproblematiek aan te pakken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en verklaard dat de wettelijke schuldsaneringsregeling op [verzoeker] van toepassing is, met een verwijzing naar de rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling.

Uitspraak

arrest
________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.139.175/01
rekestnummer rechtbank Noord-Holland : C/14/ 149806
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van
11 februari 2014
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
advocaat:
mr. M van Espente [vestigingsplaats].

1.Het geding in hoger beroep

Verzoeker wordt hierna [verzoeker] genoemd.
[verzoeker] is bij per fax op 19 december 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2013, waarbij het verzoek van [verzoeker] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.
Het hoger beroep is behandeld op de zitting van 4 februari 2014. Bij die behandeling is [verzoeker] verschenen, bijgestaan door mr. M. van Espen voornoemd, die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Voorts is de beschermingsbewindvoerder, mevrouw [X.] verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg met de daarbij gevoegde stukken. Tevens heeft het hof kennis genomen van de namens [verzoeker] op 23 januari 2014 ingediende aanvullend beroepschrift alsmede de op 28 januari 2014 ingediende producties 10 en 11. [verzoeker] heeft verklaard eveneens kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat [verzoeker] niet te goeder trouw is geweest met betrekking tot de schuld aan de belastingdienst, die is ontstaan in verband met door de belastingdienst opgelegde aanslagen met betrekking tot de door [verzoeker] in het verleden gedreven onderneming.
2.2.
[verzoeker] heeft verzocht om alsnog tot de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden toegelaten en daartoe – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Na beëindiging van zijn huwelijk in 2005 heeft [verzoeker] in [plaats]een woning gekocht om te voorkomen dat hij met zijn zoon op straat zou moeten leven. [verzoeker] was op dat moment werkzaam als vrachtwagenchauffeur en de administratie werd door zijn zus gedaan. Zelf had hij geen controle op de inkomsten en uitgaven. In 2007 is [verzoeker] ziek geworden, waarna een deel van zijn darm verwijderd is en hij zeven maanden een stoma heeft gehad. Doordat er geen toilet aanwezig was in de cabine van de vrachtwagen, werden de werkzaamheden van [verzoeker] als vrachtwagenchauffeur ernstig bemoeilijkt. In 2010 is [verzoeker] naar [plaats] vertrokken, waar hij, hoewel hij niet beschikte over ervaring als ondernemer, een [onderneming] heeft overgenomen. [verzoeker] is gaan wonen boven de onderneming en heeft zijn woning in [plaats]te koop gezet. Om dubbele woonlasten te voorkomen, heeft [verzoeker] ter overbrugging de woning in [plaats]verhuurd. Toen de bank er achter kwam dat de woning werd verhuurd, is de woning door middel van een veiling – voor een te lage prijs - verkocht waardoor [verzoeker] met een omvangrijke restschuld bleef zitten. De onderneming die [verzoeker] dreef, liep op dat moment ook niet goed. De kosten voor pacht en inventaris stegen in het eerste jaar fors en [verzoeker] bleek te zijn opgezadeld met een schuld van de vorige uitbater. In 2011 heeft [verzoeker] de [onderneming] in overspannen toestand verlaten en heeft hij verzuimd zich uit te schrijven bij de Kamer van Koophandel, aldus steeds [verzoeker].
2.3.
De schuld aan de belastingdienst is volgens [verzoeker] ontstaan in de periode dat hij zijn onderneming dreef. Deze schuld is een gevolg van het niet (correct) doen van belastingaangiften. [verzoeker] heeft hieromtrent aangegeven dat hem daarvan geen verwijt te maken valt, nu hij zelf geen verstand had van de financiële administratie en deze daarom aan zijn boekhouder overliet. Hoewel de aanslagen voorlopig zijn en in theorie daarop nog een correctie zou kunnen plaatsvinden, is het volgens [verzoeker] echter niet (meer) mogelijk de onjuistheid van deze aanslagen aan te tonen nu de boekhouding ontbreekt. Deze is vernietigd door de verhuurder van het pand waarin de [onderneming] gevestigd was, nadat [verzoeker] de onderneming had verlaten. [verzoeker] betwist de hoogte van de vorderingen, nu hij nimmer een omzet heeft behaald die een dergelijke omzetbelasting met zich brengt. De ambtshalve opgelegde aanslagen over het jaar 2012 zijn na het bezwaarschrift van [verzoeker] dan ook teruggedraaid, aldus steeds [verzoeker].
2.4.
Wat betreft de bij het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) openstaande boetes heeft [verzoeker] aangegeven dat deze boetes zijn opgelegd in verband met het niet voldoen van motorrijtuigenbelasting en het onverzekerd laten van zijn auto. [verzoeker] leefde na zijn vertrek uit de [onderneming] op straat en gebruikte zijn auto als onderdak.
2.5.
[verzoeker] heeft aangegeven dat hij zich ervan bewust is dat hij niet altijd de juiste keuzes heeft gemaakt en dat dit mede komt door onwetendheid. Hij heeft echter aangevoerd dat hij van zijn fouten heeft geleerd en dat zijn leven intussen een wending ten goede heeft genomen. In 2012 is [verzoeker] naar [plaats] verhuisd, heeft hij zich laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel en heeft hij zich gemeld bij Plangroep in verband met zijn schuldenproblematiek. In overleg met Plangroep heeft [verzoeker] zich op [datum] onder beschermingsbewind laten stellen, welke bewindvoering al eerder, namelijk vanaf [datum], plaatsvond door middel van een volmacht. [verzoeker] heeft verder naar voren gebracht dat hij zich heeft gemeld bij de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), waar hij een ‘big move’ training heeft gevolgd. Hij stelt verder op medische gronden te zijn afgekeurd voor werk, thans een uitkering te ontvangen op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB-uitkering), en vrijwilligerswerk te verrichten bij [Y.] en in een buurthuis in[plaats]. Ten slotte heeft [verzoeker] aangegeven uiterst gemotiveerd te zijn uit deze benarde situatie te geraken.
2.6.
Uit artikel 288, eerste lid, aanhef en onder b, Faillissementswet (Fw) vloeit voort dat een verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling slechts wordt toegewezen als de schuldenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Naar het oordeel van het hof is [verzoeker] hierin niet geslaagd. Gebleken is dat de schuld aan de belastingdienst is ontstaan in verband met door de Belastingdienst (ambtshalve) opgelegde aanslagen met betrekking tot de door [verzoeker] gedreven onderneming. [verzoeker] heeft hieromtrent zelf aangegeven dat de aanslagen het gevolg zijn van het niet (correct) doen van belastingaangiften. Daarvan kan [verzoeker] een verwijt worden gemaakt. Hij is als zelfstandig ondernemer verantwoordelijk voor een geordende administratie en tevens voor de (juistheid van de) belastingaangiften. Tegen deze achtergrond is niet aannemelijk geworden dat hij bij het ontstaan en onbetaald laten van genoemde belastingschuld te goeder trouw is geweest. Dat de aanslagen ambtshalve zijn opgelegd en bij indiening van benodigde gegevens alsnog gewijzigd kunnen worden, kan hem niet baten nu [verzoeker] – naar eigen zeggen - niet meer beschikt over een deugdelijke administratie en de exacte omzet van de onderneming daarom niet kan worden vastgesteld. De omstandigheid dat de aanslag over het jaar 2012 - na bezwaar van [verzoeker] - is teruggedraaid, is onvoldoende nu de schulden in verband met de onderneming de jaren 2010 en 2011 betreffen.
2.7.
Het hof acht evenwel gronden aanwezig om [verzoeker] alsnog tot de schuldsaneringsregeling toe te laten, nu voldoende aannemelijk is geworden dat hij de omstandigheden die bepalend waren voor het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden onder controle heeft gekregen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [verzoeker], die thans [x] jaar oud is, zich heeft ingespannen zijn leven weer op de rit te krijgen en zijn financiële situatie thans stabiel is. [verzoeker] heeft zich in [x] laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel en hij heeft zich gemeld bij Plangroep in verband met zijn problematische schuldensituatie. In overleg met Plangroep is [verzoeker] op [datum] onder beschermingsbewind gesteld. [verzoeker] ontvangt wekelijks leefgeld en naar de beschermingsbewindvoerder ter zitting heeft verklaard, verloopt dit bewind goed. In dit verband acht het hof verder van belang dat [verzoeker] reeds anderhalf jaar geen nieuwe schulden heeft laten ontstaan en thans vrijwilligerswerk verricht hoewel hij medische klachten heeft. Aldus is sprake van een zodanige stabiele leefsituatie dat het vertrouwen bestaat dat [verzoeker] de verplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zal nakomen. Gelet op het vorenoverwogene dient aan [verzoeker] de kans te worden geboden zijn schulden te saneren.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep;
- verklaart alsnog op [verzoeker] de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing;
- verwijst de zaak naar de rechtbank Noord-Holland om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, D. Kingma, H.J.M. Boukema en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.