Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief I in principaal appelbestrijden [appellant] c.s. de vaststelling van de kantonrechter onder 2.6, dat de door Copperfield van HC gehuurde ruimte 14 m2 groot is en een geïntegreerd onderdeel is van hetgeen [appellant] van de gemeente huurt. Deze grief faalt. Tegenover de omschrijving van het gehuurde in de huurovereenkomst tussen HC en Copperfield (zie hierna onder 2.3.6) en hetgeen over het karakter van het gebruiksrecht met betrekking tot het terras is vermeld in de brief van HC van 27 oktober 2008 (zie hierna onder 2.3.7) hebben [appellant] c.s. onvoldoende gesteld om te kunnen aannemen dat het terras van 8 m2, dat [appellant] c.s. bij het gehuurde willen tellen, door Copperfield werd gebruikt op grond van de huurovereenkomst tussen haar en HC, en niet, zoals de gemeente en HC stellen, op grond van een vergunning van de gemeente in combinatie met toestemming van HC. Voorts is de betwisting van de vaststelling dat het door Copperfield gehuurde gedeelte een geïntegreerd onderdeel uitmaakt(e) van de door [appellant] van de gemeente gehuurde ruimte onbegrijpelijk, aangezien [appellant] c.s. in de toelichting op hun eerste grief zelf aanvoeren dat de van HC gehuurde ruimte samen met het reeds door [appellant] gehuurde bruine café als café is gebruikt en tevens als entree diende voor het daarachter gelegen restaurant, dat eveneens gelegen was in het van de gemeente gehuurde ruimte. Beide functies (deel van het bruin café en entree tot het restaurant) rechtvaardigen, zowel ieder voor zich als in samenhang bezien, de kwalificatie van het van HC gehuurde gedeelte als een geïntegreerd onderdeel van het van de gemeente gehuurde.
3.Beoordeling
grieven II tot en met V in principaal appelzijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat is voldaan aan de opzeggingsgrond van artikel 7:296 lid 4 jo. lid 1, sub b BW, omdat de gemeente en HC de door hen aan [appellant] en Copperfield verhuurde ruimten dringend nodig hebben voor eigen gebruik in de vorm van een renovatie die zonder beëindiging van de huurovereenkomsten niet mogelijk is.
tweede grief VII in principaal appelbestrijden [appellant] c.s. het oordeel van de kantonrechter dat de gemeente niet tekortschiet in de op haar rustende verplichting om zich in te spannen een huurovereenkomst tussen [appellant] en de overige bij de ontwikkeling van het stationsgebied betrokken partijen te doen sluiten, zodat geen grond bestaat haar te veroordelen tot nakoming van die verplichting. In de toelichting op de grief wijzen [appellant] c.s. erop dat de gemeente in haar brief van 13 juni 2001 heeft toegezegd een maximale inspanning te doen om het aantal m2 horecaruimte voor [appellant] in het desbetreffende gebied te handhaven. Volgens [appellant] c.s. valt daaronder, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, ook het zoeken naar tijdelijke vervangende ruimte zolang de herontwikkeling nog niet is voltooid. Zij menen dat de gemeente de toegezegde maximale inspanning niet heeft geleverd.