ECLI:NL:GHAMS:2014:1656

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
8 mei 2014
Zaaknummer
23-002102-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zakkenrollerij in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2013. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van zakkenrollerij die plaatsvond op 1 juli 2011 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het stelen van een portemonnee met daarin een geldbedrag van 750 euro, een rijbewijs en verschillende bankpassen, toebehorende aan het slachtoffer. Tijdens de zitting op 22 april 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. De verdediging voerde aan dat de beelden van de winkelcamera's voor meerdere interpretaties vatbaar waren en dat de ontlastende verklaring van een getuige niet in aanmerking was genomen. Het hof verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte op een systematische wijze handelden, wat kenmerkend is voor zakkenrollerij. Het hof achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen en een taakstraf van 120 uur. In hoger beroep besloot het hof tot een zwaardere straf, rekening houdend met de recidive van de verdachte en de ernst van het feit. Het hof legde een gevangenisstraf van 16 dagen en een taakstraf van 150 uur op, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Het arrest werd uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters H.A. van Eijk, H.W.J. de Groot en W.H. van Benthem aanwezig waren.

Uitspraak

parketnummer: 23-002102-13
datum uitspraak: 6 mei 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13-651118-11 en 13-650387-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 april 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 01 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met erin: een geldbedrag 750 EURO en/of een rijbewijs en/of één of meerdere bankpas(sen) (van de Rabobank en/of ING) en/of diverse pas(sen) (waaronder: een Albert Heijn klantenkaart en/of een NS kortingskaart en/of een Gall en Gall klantenkaart en/of een Frequent Fly Card), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat de stills waarop de bewezenverklaring steunt voor meerdere interpretaties vatbaar zijn. Er bestaat voldoende ruimte voor een andere interpretatie die niet duidt op medeplegen, noch enige betrokkenheid van de verdachte bij zakkenrollerij. Daarnaast is ten onrechte de ontlastende verklaring van getuige [getuige] niet in aanmerking genomen. Mitsdien de verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit de beschrijving van de stills van de winkelcamera’s blijkt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] kort na elkaar de McDonald’s betreden. Dan blijkt dat op enig moment de verdachte een groen plastic tasje tevoorschijn haalt. In het proces-verbaal van bevinden wordt beschreven dat de verdachte achter de aangeefster blijft staan. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] blijven zeer dicht bij de aangeefster staan, de medeverdachte [medeverdachte] geeft de aangeefster een duw en een derde persoon staat op de uitkijk. Ook volgt uit de beschrijving van de stills dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] gezamenlijk, schouder aan schouder, de McDonald’s uit komen lopen. De verdachte verlaat de McDonald’s met een zwarte tas over de rechterschouder en in de linkerhand een plastic tasje.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten blijkt van een gebruikelijke wijze van daders van zakkenrollen, te weten het zonder redelijk doel dicht op een slachtoffer gaan staan, een ander het slachtoffer laten afleiden (in dit geval door de duw), waardoor sprake is geweest van systematisch en berekend handelen van de verdachte en de mededaders. De verklaring van de verdachte dat hij de medeverdachte [medeverdachte] niet kent, is naar het oordeel van het hof onaannemelijk, gelet op de lichaamshouding van beiden zoals te zien op de stills.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van getuige [getuige], dat de portemonnee niet bij de verdachte is aangetroffen, niet in het voordeel van de verdachte kan werken. De modus operandi van zakkenrollerij is om het ontvreemde goed direct door te geven aan een derde, die er zo snel mogelijk vandoor gaat. Dit is het geval geweest in de onderhavige zaak, nu de derde, onbekend gebleven, verdachte er als eerste vandoor ging. Hij liet zich door niemand tegenhouden, dit in tegenstelling tot de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], die gelet op bovengenoemde handelswijze juist een grote bereidheid tot medewerking hebben getoond.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juli 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met erin: een geldbedrag 750 EURO en een rijbewijs en meerdere bankpassen van de Rabobank en ING en diverse passen, waaronder: een Albert Heijn klantenkaart en een NS kortingskaart en een Gall en Gall klantenkaart en een Frequent Fly Card, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen met aftrek en een taakstraf van 120 uur.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij in de McDonald’s. Hij heeft met zijn mededaders op een systematische en berekende wijze de aangeefster haar portemonnee afhandig gemaakt. Zakkenrollerij is een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor de betrokkene hinder en schade oplevert. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de aangeefster.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 april 2014 is de verdachte eerder voor diefstal onherroepelijk veroordeeld. Het hof ziet aanleiding in de meermalen recidive van de verdachte een hogere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal is geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 22 maart 2011 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 22 maart 2011, parketnummer 13-650387-11, te weten van gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. H.W.J. de Groot en mr. W.H. van Benthem, in tegenwoordigheid van A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 mei 2014.
Mr. H.A. van Eijk en mr. W.H. van Benthem zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]