Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
2.Feiten
- i) [geïntimeerde] is op 30 september 1984 in Marokko in het huwelijk getreden met [X]. Zij hadden toen beiden de Marokkaanse nationaliteit. [X] woonde op dat moment al in Nederland; [geïntimeerde] is enkele jaren later in Nederland komen wonen.
- ii) [X] heeft op 9 november 1993 met de bank een kredietovereenkomst gesloten. Op 14 oktober 1994 is een nadere kredietovereenkomst gesloten waarbij het kredietlimiet is verhoogd. Onder beide overeenkomsten staat ook een handtekening van [geïntimeerde], maar deze handtekening is – naar inmiddels is komen vast te staan – door [X] vervalst.
- iii) Het huwelijk van [geïntimeerde] en [X] is op 11 juli 2003 ontbonden.
- iv) Bij brief van 15 augustus 2007 heeft de bank [geïntimeerde] geschreven dat [geïntimeerde] – ondanks ingebrekestelling – niet heeft voldaan aan haar contractuele verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst zodat het geleende bedrag plus contractuele vertragingsrente ineens opeisbaar is geworden. De bank sommeert [geïntimeerde] tot betaling van € 11.391,50 te vermeerderen met de rente.
- v) [geïntimeerde] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven. De bank heeft [geïntimeerde] vervolgens nog enkele keren tevergeefs gesommeerd.
3.Ontvankelijkheid
grief 1komt de bank tegen dit oordeel op. Zij voert aan dat [geïntimeerde] op 4 september 2010 bekend werd met het verstekvonnis, omdat haar dochter op die dag de brief van Beekman & Partners bij de advocaat van [geïntimeerde] in de brievenbus stopt. De advocaat kondigt bij brief van 6 september 2010 verzet aan. Kort na 6 september 2010 moet de advocaat van Beekman &Partners het verstekvonnis hebben ontvangen. Overigens was de advocaat al veel eerder op de hoogte van het feit dat de bank voornemens was rechtsmaatregelen te treffen.