In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin Pré Wonen, de verhuurder, ontruiming van de huurwoning heeft gevorderd wegens aanhoudende overlast veroorzaakt door de huurders. De huurovereenkomst was op 13 maart 2007 gesloten en de huurprijs bedroeg € 542,67 per maand. Vanaf 2008 ontving Pré Wonen klachten van omwonenden over overlast, waaronder geluidsoverlast en intimidatie. Ondanks herhaalde waarschuwingen en gesprekken met de huurders, bleef de overlast aanhouden. In kort geding heeft Pré Wonen de huurders gedagvaard, met als doel ontruiming van de woning en betaling van een contractuele boete van € 5.250,--. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, maar de boete toegewezen onder voorwaarden.
In hoger beroep hebben de huurders grieven ingediend, onder andere dat de kantonrechter een schikking heeft afgedwongen. Het hof heeft de feiten opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de huurders in ernstige mate tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het hof oordeelt dat de vordering tot ontruiming terecht is toegewezen, maar dat de gegrondheid van de vordering tot betaling van de contractuele boete niet voldoende aannemelijk is gemaakt. Het hof vernietigt daarom de toewijzing van de boete, maar bekrachtigt de overige beslissingen van de kantonrechter. De huurders worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.