In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, waaronder amfetamine, GHB en MDMA, op 23 juni 2013 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en heeft de verdachte opnieuw beoordeeld. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid drugs bij zich op een festival, wat leidde tot zijn aanhouding door de beveiliging. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred, zoals de raadsman van de verdachte had betoogd. De verdachte had de drugs nog steeds in zijn bezit op het moment van aanhouding, wat de strafbaarheid van zijn handelen bevestigde. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft de strafoplegging heroverwogen. De politierechter had een taakstraf van 140 uren opgelegd, maar het hof heeft deze straf aangepast. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, met een voorwaardelijk deel van 70 uren, en een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft benadrukt dat het bezit van harddrugs een ernstig gevaar voor de volksgezondheid vormt en dat dit soort delicten krachtig bestreden moet worden.