Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
definitieveversie van het functioneel ontwerp, versie 1.2 heeft ontvangen van [A B.V.] (waartegen grief I is gericht), niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten - voor zover in hoger beroep nog van belang - neer op het volgende.
3.Beoordeling
grief Imet name op de omstandigheid dat de rechtbank heeft vastgesteld dat[appellant] op 27 augustus 2010 de
definitieveversie van het functioneel ontwerp versie 1.2 had ontvangen. Uit de stellingen van partijen maakt het hof op dat nadien nog aanpassingen van die versie hebben plaatsgevonden dan wel zouden plaatsvinden, waarover hierna meer. Met de herformulering zoals hiervoor onder 2 sub f wordt aan het in de grief geformuleerde bezwaar tegemoet gekomen, zodat[appellant] bij die grief geen belang meer heeft.
grieven II tot en met IVrichten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [A B.V.] de overeengekomen applicatie heeft opgeleverd en dat[appellant] geacht moet worden deze te hebben geaccepteerd.[appellant] legt daaraan het volgende ten grondslag. De applicatie beantwoordde niet aan de overeenkomst en bezat niet de eigenschappen die hij mocht verwachten. Het was geen gereed product. Hij heeft deze applicatie dus ook niet kunnen accepteren. Hij hoefde de acceptatieprocedure van de applicatie pas op te starten (door middel van het uitvoeren van tests) indien:
grief Vaan de orde wordt gesteld. De conclusie moet luiden dat nu deze bij meergenoemde brief van 23 december 2011 eveneens is opgeleverd, terwijl niet is gesteld of gebleken dat[appellant] (conform artikel 5 lid 4 van de hostingovereenkomst) binnen 3 dagen na de afloop van de acceptatieperiode van 5 werkdagen een schriftelijk bericht heeft verzonden dat deze niet of onvoldoende functioneerde, ook de Dedicated Hosting Service geacht wordt door hem te zijn geaccepteerd.
grief VInog betoogd dat hij, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank van oordeel was, wel degelijk een beroep op ontbinding van de overeenkomst kon doen (en dit met zijn brief van 28 januari 2012 - waarin hij alle lopende overeenkomsten met [A B.V.] opzegde - heeft beoogd te doen). In de bedoelde brief wordt als redengeving van die opzegging vermeld dat naar de mening van[appellant] de (web)applicatie nimmer deugdelijk is opgeleverd.[appellant] heeft verder nog aangevoerd dat hij [A B.V.] meerdere malen in verzuim heeft gesteld. In lijn met de rechtbank concludeert het hof echter dat uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat[appellant] geacht wordt de applicatie en de Dedicated Hosting Service te hebben geaccepteerd. Onder die omstandigheden kwam hem daarna geen beroep op grond van artikel 13 lid 2 van de overeenkomst toe deze te ontbinden wegens omstandigheden die vóór het tijdstip van die acceptatie zijn gelegen. Dat zich na de acceptatie (nieuwe) omstandigheden hebben voorgedaan die een beroep op ontbinding als bedoeld in art. 6:265 BW rechtvaardigen, is onvoldoende gesteld en onderbouwd.
grief VIIfaalt.