3.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [appellant], geboren op 23 december 1958, is op 1 januari 1988 bij [geïntimeerde] in dienst getreden. Hij was laatstelijk werkzaam als machinist tegen een brutoloon van € 1.997,29 per vier weken, exclusief vakantietoeslag.
b. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen (hierna: de cao) van toepassing.
c. De cao bepaalt voor zover van belang het volgende:
“
Artikel 49 Betalingsverplichtingen werkgever bij arbeidsovereenkomst en regresrecht
(…)
7. Loondoorbetalingsverplichtingen werknemers minder dan 35% arbeidsongeschikt.
Indien de werknemer in aansluiting op de periode van arbeidsongeschiktheid genoemd in lid 6 van dit artikel(het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, hof)
volgens het UWV arbeidsongeschikt is of eerder als dit objectief is vastgesteld, maar minder dan 35%, en zolang het dienstverband gecontinueerd wordt bij dezelfde werkgever, ontvangt de werknemer 90% van het naar tijdruimte vastgestelde loon gedurende maximaal 5 jaar. Zie voor de ontslagmogelijkheid artikel 8A.
(…)
9. Voor de werknemer die arbeidsongeschikt is geworden tussen 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005 geldt een overgangsregeling. Deze regeling is opgenomen in bijlage IIa.”
d. In Bijlage IIa is voor zover van belang het volgende bepaald:
“
3. Loondoorbetalingsverplichtingen derde en vierde jaar van arbeidsongeschiktheid
(…)
c. Voor de werknemer die minder dan 35% arbeidsongeschikt is gelden de eerste twee jaren van arbeidsongeschiktheid de bepalingen opgenomen in de leden 1 en 2 van de overgangsregeling. Vanaf het derde jaar van arbeidsongeschiktheid geldt hetgeen is vermeld in artikel 49 lid 7.”
d. [appellant] is op 8 maart 2005 arbeidsongeschikt geworden.
e. Op 12 maart 2007 heeft [appellant] een WIA-uitkering aangevraagd. Bij beslissing van 12 november 2007 heeft het UWV [appellant] medegedeeld dat hij per 28 maart 2007 geen WIA-uitkering ontvangt omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarbij is hem voor het geval hij geen werk heeft of niet kan terugkeren bij zijn werkgever gewezen op de mogelijkheid een uitkering wegens werkloosheid aan te vragen.
f. Met ingang van 28 maart 2007 heeft het UWV [appellant] een WW-uitkering toegekend.
g. Bij brief van 4 februari 2010 heeft [appellant] jegens [geïntimeerde] aanspraak gemaakt op doorbetaling van 90% van zijn loon vanaf 5 maart 2007.
h. [geïntimeerde] heeft hierop bij brief van 12 februari 2010 afwijzend gereageerd.
i. Bij brief van zijn gemachtigde van 30 maart 2012 aan [geïntimeerde] heeft [appellant] de verjaring van zijn vordering gestuit.