In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een oud-notaris met betrekking tot een akte van levering die op 13 mei 1996 is verleden. Klager stelt dat hij niet ontvankelijk is in zijn eerste klachtonderdeel omdat hij geen partij was bij de akte. Het hof oordeelt dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klacht, aangezien hij geen partij was bij de leveringsakte. Dit geldt ook voor het tweede onderdeel van de klacht, waarin klager zich beklaagt dat de rechtsopvolgers onder algemene titel van zijn vader geen kopie van de leveringsakte hebben ontvangen. Het hof bevestigt dat klager niet ontvankelijk is, omdat de termijn voor het indienen van de klacht reeds was verstreken. Klager was al in 1996 op de hoogte van de levering en had geen recht op een afschrift van de akte. Het hof vernietigt de beslissing van de kamer voor zover het tweede deel van de klacht ongegrond is verklaard, maar verklaart klager niet-ontvankelijk in dat deel. De overige delen van de beslissing worden bevestigd.