Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
dat zij(Solveon)
de extra kosten die de bank moet maken om de vordering te incasseren bij Schut & Partners in rekening zal brengen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de opzegging van een kredietovereenkomst door de Deutsche Bank Nederland N.V. met Schut & Partners Juristen B.V. De bank heeft de overeenkomst opgezegd op 19 januari 2010, met als redenen een overschrijding van de kredietlimiet en een gebrek aan vertrouwen. In hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat de bank het krediet rechtmatig kon opzeggen. De zaak begon met een dagvaarding van 3 augustus 2011, waarbij de bank in hoger beroep ging tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2011. De rechtbank had in dat vonnis geoordeeld dat de bank haar zorgplicht had geschonden door het krediet op te zeggen, maar het hof heeft dit oordeel verworpen.
De kredietovereenkomst was aangegaan op 28 januari 2004 en had een kredietlimiet van € 25.000,-. De bank heeft in de procedure bewijs aangeboden van haar stellingen en heeft geconcludeerd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen. De rechtbank had vastgesteld dat de debetstand per 19 januari 2010 € 27.178,22 bedroeg, maar het hof heeft geoordeeld dat de bank ten onrechte kosten in rekening had gebracht, waardoor de debetstand verlaagd moest worden.
Het hof heeft vastgesteld dat de bank op goede gronden het krediet heeft opgezegd, gezien de structurele overschrijding van de kredietlimiet en het gebrek aan substantiële betalingen na de opzegging. Het hof heeft de vordering van de bank tot betaling van € 25.869,22 toegewezen, vermeerderd met rente, en de kosten van de procedure aan de zijde van de bank toegewezen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.