ECLI:NL:GHAMS:2014:1406

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
200.128.290/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke beoordeling van de rol van de notaris in een boedelprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klaagster tegen de notaris, die als boedelnotaris was aangesteld na het overlijden van de ouders van klaagster. Klaagster had eerder een klacht ingediend bij de kamer voor het notariaat in Den Haag, die op 15 mei 2013 de klacht gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar zonder oplegging van een maatregel. Klaagster was ontevreden over de wijze waarop de notaris haar taken had uitgevoerd, met name met betrekking tot de specificatie van declaraties en de afwikkeling van de nalatenschap. Het hof heeft de zaak behandeld op 6 februari 2014, waarbij klaagster en haar gemachtigde, alsook de notaris, aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de notaris haar rol als boedelnotaris niet tekort is geschoten. De notaris had de belangen van klaagster niet veronachtzaamd en had haar taken naar behoren uitgevoerd. Het hof oordeelde dat de notaris de declaraties voldoende had gespecificeerd, ondanks dat klaagster had geklaagd over de onduidelijkheid van de facturen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kamer bevestigd, met uitzondering van het klachtonderdeel dat door de kamer gegrond was verklaard, en heeft dit klachtonderdeel alsnog ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de notaris in het kader van boedelafwikkeling en de noodzaak om transparant te zijn in de communicatie met de betrokken partijen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.128.290/01 NOT
nummer eerste aanleg : 12-34
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 april 2014
inzake
[klaagster]
wonend te[woonplaats],
appellante,
gemachtigde: mr. C. Langereis,
tegen:
[notaris],
(oud-)notaris te[vestigingsplaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellante (hierna: klaagster) is bij een op 11 juni 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de (aan deze beslissing gehechte) beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 15 mei 2013, waarbij de kamer de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) met betrekking tot de declaraties (klachtonderdeel 1) gegrond heeft verklaard zonder oplegging van een maatregel. Verder heeft de kamer de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 12 augustus 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen, waarbij de notaris tevens bezwaren heeft geformuleerd tegen de beslissing van de kamer inzake klachtonderdeel 1.
1.3.
Bij brief van 21 januari 2014 heeft klaagster nadere stukken ingediend.
1.4.
Bij brief van 28 januari 2014 heeft de notaris daarop gereageerd, onder overlegging van nadere stukken.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 februari 2014. Klaagster en haar gemachtigde, alsmede de notaris, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, mr. Langereis aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. Op 4 november 1999 is de vader van klaagster overleden en op 23 februari 2004 is de moeder van klaagster overleden. Klaagster en haar twee zusters zijn de erfgenamen. Ter gelegenheid van een op 19 augustus 2008 gehouden comparitie van partijen bij de rechtbank Zutphen in een procedure tussen klaagster en haar twee zusters hebben partijen de notaris aangewezen als boedelnotaris om te komen tot een boedelbeschrijving en een verdeling van de nalatenschappen van de ouders van klaagster en haar zusters. Tot op heden zijn de boedels niet afgewikkeld.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de notaris in hoofdzaak het volgende.
Ondanks herhaalde verzoeken van klaagster heeft de notaris haar declaraties niet of niet voldoende gespecificeerd. De notaris wil alleen voldoen aan het verzoek tot specificatie indien klaagster daarvoor betaalt.
Meerdere malen heeft de notaris aan klaagster meegedeeld dat zij door de rechtbank is benoemd tot boedelnotaris. Hierdoor is klaagster op het verkeerde been gezet en ervan uitgegaan dat de notaris speciale bevoegdheden had. Ook heeft klaagster begrepen dat indien de notaris geen uitsluitsel zou krijgen over de vragen die leefden bij haar, de notaris dit zou melden aan de rechter die vervolgens verder onderzoek zou verrichten. Op grond hiervan heeft klaagster ingestemd met de benoeming van de notaris.
De notaris heeft meerdere malen op indringende wijze aangedrongen op een (tussentijdse) vereffening, terwijl de notaris wist dat klaagster nader onderzoek wenste naar (verborgen) vermogensbestanddelen en dubieuze handelingen.
a. De notaris heeft onvoldoende onderzoek gedaan. In plaats daarvan heeft klaagster deze onderzoekshandelingen moeten verrichten en bekostigen. Verder heeft de notaris tijdens een telefonisch onderhoud met de advocaat van klaagster en de advocaat van de beide zusters een toezegging gedaan over het houden van een getuigenverhoor. Ook deze toezegging heeft ertoe geleid dat klaagster akkoord is gegaan met de benoeming van de notaris tot boedelnotaris. De notaris is haar toezegging niet nagekomen.
b. De notaris heeft verwarring gezaaid over de reden en de wijze waarop het deskundigenbericht betreffende de waardering van (certificaten van) de aandelen in [naam B.V.] diende te worden uitgevoerd. Hierdoor heeft de advocaat van klaagster onnodig veel tijd aan dit dossier moeten besteden.
5. Ondanks haar toezeggingen heeft de notaris niet of op onjuiste wijze onderzoek gedaan naar de ‘coderekeningen’ bij de ABN AMRO Bank. Dit geldt ook ten aanzien van eventuele kluizen. In plaats van zelf navraag te doen bij de bank, heeft de notaris klaagster op onderzoek gestuurd. Verder heeft de notaris, ondanks een toezegging, niet samen met klaagster en haar zusters de bank te Goor bezocht, alwaar het dossier zich zou bevinden en de betreffende coderekening(en) volgens een medewerker van de bank zouden lopen.
6. Bij het bepalen van haar standpunt inzake recherchepogingen heeft de notaris zich voornamelijk laten leiden door haar opvatting dat klaagster haar legitieme portie niet zou opeisen. De notaris wordt verweten dat zij klaagster onvoldoende heeft geadviseerd.
7. Er is nimmer overgegaan tot verdeling van de sieraden, terwijl de notaris al in een vroeg stadium wist welke sieraden klaagster wenste. Pas in 2010 heeft de notaris klaagster geïnformeerd dat de sieraden (kennelijk) gestolen zouden zijn, terwijl de notaris hiervan al op 9 oktober 2008 op de hoogte was.
8. De notaris heeft zonder toestemming van klaagster verzocht het op de derdengeldenrekening van notariskantoor [naam] gestorte bedrag van circa € 600.000,- over te boeken naar haar derdengeldenrekening.
9. De notaris heeft klaagster nimmer het gevoel gegeven dat zij ook de belangen van klaagster behartigde. Klaagster heeft de indruk gekregen dat de notaris zich vijandig naar haar opstelde.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft tegen alle klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd, waarop het hof in zijn beoordeling (voor zover van belang) nader zal ingaan.

6.De beoordeling

De declaratie
6.1.
Uitgangspunt is dat klaagster aanspraak heeft op een specificatie van de in rekening gebrachte werkzaamheden. In het onderhavige geval is een specificatie gegeven. De vraag is of die specificatie voldoende is.
6.2.
Bij brief van 18 september 2009 heeft de notaris aan klaagster een uitdraai uit de computer verzonden waarin de werkzaamheden zijn gespecificeerd volgens het zogenaamde ‘Klaas van Brug-systeem’, over de periode van 16 december 2004 tot en met 15 september 2009. In die specificatie komt vaak de term ‘akte produktie’ voor. Bij brief van 14 oktober 2009 is een nadere specificatie gegeven, maar dan over de periode augustus 2008 tot en met augustus 2009. Daarbij is als toelichting vermeld dat vanaf 1 januari 2008 de notaris de gewerkte uren handmatig in het dossier heeft bijgehouden en niet meer via de computer in verband met nieuw kantoorbeleid. Klaagster heeft een declaratiegeschil voorgelegd aan de ringvoorzitter te Zwolle die bij uitspraak van 25 juni 2011 – voor zover hier van belang – heeft geoordeeld dat de declaraties niet te hoog waren, maar wel voor klaagster vaak niet duidelijk, omdat slechts een beperkt aantal rubrieken van werkzaamheidomschrijving is gebruikt en vaak de term ‘akte produktie’ is gehanteerd, terwijl, zo bleek uit de correspondentie, sprake was van andere werkzaamheden. De kamer heeft onder verwijzing naar het oordeel van de ringvoorzitter de klacht gegrond verklaard, zonder oplegging van een maatregel.
6.3.
Het hof overweegt dat het in de notariële praktijk gebruikelijke ‘Klaas van Brug-systeem’ toentertijd geen gedetailleerde omschrijving van de verrichte handelingen bevatte en dat de notaris haar uren bijhield conform de mogelijkheden die het systeem bood. Verder blijkt uit de brief van de notaris van 14 oktober 2009 dat de notaris haar uren sedert 1 januari 2008 handmatig in het dossier heeft bijgehouden. Gezien deze omstandigheden is het hof, anders dan de kamer, van oordeel dat de notaris de declaraties naar behoren heeft gespecificeerd en in zoverre daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
6.4.
Wat betreft het verwijt dat de notaris betaling heeft gevraagd voor het geven van een (nadere) specificatie, overweegt het hof het volgende. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de notaris vanaf 2004 tot in 2006 als boedelnotaris werkzaamheden heeft verricht, vervolgens haar werkzaamheden heeft stilgelegd op verzoek van klaagster en dat zij in augustus 2008 haar werkzaamheden als boedelnotaris heeft hervat. Bij factuur van 25 september 2006 heeft de notaris € 20.871,41 in rekening gebracht voor ‘kosten boedelbehandeling tot 1 september 2006’. Bij per fax verzonden brief van 6 oktober 2006 heeft klaagster haar akkoord gegeven voor de betaling van deze factuur. Pas in 2009, nadat de notaris bij factuur van 14 augustus 2009 een bedrag van € 24.247,44 in rekening had gebracht voor haar werkzaamheden gedurende de periode van augustus 2008 tot en met 15 augustus 2009, heeft klaagster specificatie verlangd van de factuur van 25 september 2006. Gelet op het feit dat klaagster pas drie jaar na haar betalingsakkoord een specificatie heeft verlangd, is het niet klachtwaardig dat de notaris betaling heeft gevraagd voor de kosten van het daaraan verbonden onderzoek in oude dossiers naar wat er precies door welke medewerker jaren daarvoor is gedaan.
Het optreden als boedelnotaris
6.5.
De overige klachtonderdelen zien op de vraag of de notaris haar taak als boedelnotaris naar behoren heeft vervuld en of zij zich daarbij voldoende rekenschap heeft gegeven van de belangen van klaagster.
6.6.
Het hof stelt voorop dat de notaris als boedelnotaris rekening behoorde te houden met de belangen van alle deelgenoten en niet alleen of in het bijzonder het belang van klaagster. Uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep en de stukken in het dossier is niet gebleken dat de notaris daarbij het belang van klaagster onvoldoende heeft meegewogen of dat zij klaagster over haar rol en bevoegdheden heeft misleid. Hoewel zij niet is benoemd door de rechtbank, heeft zij over haar rol en taak als door partijen aangewezen boedelnotaris geen verkeerde voorstelling aan klaagster gegeven. In haar brief van 8 december 2009 heeft de notaris uitgebreid uitgelegd wat haar taak en rol is en welke werkzaamheden zij tot dat moment had verricht. Uit deze brief blijkt ook dat de notaris voor de geschillen, waarbij klaagster tegenover haar twee zusters stond, verschillende oplossingen heeft voorgesteld, maar dat klaagster heeft geweigerd hieraan mee te werken. Dat geldt ook voor de door de notaris opgestelde boedelbeschrijving. Ook te dien aanzien is het hof niet gebleken dat de notaris is tekort geschoten.
6.7.
Al met al is het hof van oordeel dat niet volgehouden kan worden dat de notaris haar taak als boedelnotaris niet goed heeft uitgevoerd dan wel de belangen van klaagster heeft veronachtzaamd. Het hof verenigt zich met de beslissing van de kamer over de klachtonderdelen 2 tot en met 9 en maakt de overwegingen van de kamer tot de zijne.
6.8.
Het hof stelt vast dat de kamer het klachtonderdeel onder 4.4.b niet heeft behandeld en daarover geen oordeel heeft gegeven. Het hof zal dit alsnog doen. Hetgeen klaagster op dit punt heeft aangevoerd, is niet van voldoende gewicht om de conclusie te rechtvaardigen dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld.
6.9.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.10.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij klachtonderdeel 1 gegrond is verklaard, zonder oplegging van een maatregel;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel 1 alsnog ongegrond;
- bekrachtigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, J. Blokland, en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 april 2014 door de rolraadsheer.