ECLI:NL:GHAMS:2014:139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
23-475-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke straf openlijk geweld gepleegd in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk geweld gepleegd op 4 juni 2011 te Amsterdam, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen slachtoffer 1. De tenlastelegging omvatte onder andere het duwen, trekken, slaan en schoppen van het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd als strafbaar verklaard voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, maar het hof besloot tot een andere strafoplegging. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een werkstraf van negentig uren geëist. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling voor agressieproblemen en alcoholisme. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van veertig uren, met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact van dergelijk geweld op de maatschappij.

Uitspraak

parketnummer: 23-475-13
datum uitspraak: 28 januari 2014
tegenspraak
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-024806-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 4 juni 2011 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Sarphatistraat en/of het Frederiksplein en/of de Stadhouderskade, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit - het duwen en/of trekken aan/op/tegen het/de lichaam/lichamen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - het slaan en/of schoppen op/tegen het/de hoofd/hoofden en/of het/de lichaam/lichamen van die [slachtoffer 1] (ook zulks terwijl deze op de grond lag) en/of [slachtoffer 2];
subsidiair
hij op of omstreeks 4 juni 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1] op/tegen/aan het hoofd en/of het lichaam heeft geduwd en/of getrokken en/of gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, onder andere omdat het hof ten aanzien van de strafoplegging tot een andere beslissing komt dan de rechtbank in eerste aanleg.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 juni 2011 te Amsterdam, op de openbare weg, de Sarphatistraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het duwen en trekken aan het lichaam van die [slachtoffer 1] en het slaan en schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1], ook zulks terwijl deze op de grond lag.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren en voorts tot een werkstraf voor de duur van negentig uren, subsidiair vijfenveertig dagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen aangever [slachtoffer 1], door hem, samen met een ander te slaan, te duwen en te schoppen. Hoewel de verdachte minder geweld heeft gepleegd tegen deze [slachtoffer 1] dan zijn vriend, heeft hij zich niet gedistantieerd maar is zelfs zijn vriend gaan helpen. Dergelijk gewelddadig gedrag op straat veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en angst in de maatschappij en in het bijzonder bij de slachtoffers van dergelijk onuitgelokt plotseling geweld. Door aldus te handelen heeft hij bovendien de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 december 2013 blijkt dat verdachte al eerder, ook ter zake van een geweldsdelict, onherroepelijk is veroordeeld. Gelet op het vorenstaande is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals in eerste aanleg is opgelegd daarom alleszins passend.
De raadsman en de verdachte hebben ter zitting verzocht in geval van bewezenverklaring aan de verdachte een straf op te leggen zoals door de advocaat-generaal is geëist, en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de politierechter opgelegd. Het hof zal de verdediging hierin volgen. Ter terechtzitting heeft de verdachte in alle openheid verklaard dat hij sinds mei 2012, met wisselend succes, zichzelf onder behandeling heeft geplaatst bij Care-Express, in eerst instantie om zich aan zijn agressieprobleem te laten behandelen. Volgens verdachte verloopt deze behandeling goed. De behandeling is er op gericht meer stabiliteit aan zijn leven te geven, waardoor de kans op agressie mogelijk afneemt. Hij heeft daarvoor regelmatig gesprekken met zijn psycholoog en met zijn psychiater de heer [naam], die tevens zijn hoofdbehandelaar is en werkzaam bij Care-Express. Deze gesprekken hebber ertoe geleid dat de verdachte tot het inzicht is gekomen dat hij alcoholist is en dat zijn agressieve gedrag onder meer daarmee samenhangt. Hij heeft daarom inmiddels een intakegesprek gehad met de Jellinek kliniek voor een opname in een afkickkliniek, welke opname waarschijnlijk binnenkort zal plaatsvinden. Deze verklaring van de verdachte wordt bevestigd door een door de raadsman overgelegd (ongedateerd) verslag van [naam]. Deze verklaring is in het dossier gevoegd.
Om niet het reeds in mei 2012 ingezette behandeltraject te verstoren met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het hof volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof is van oordeel, alles afwegende, en gelet op de iets beperktere rol van de verdachte in de gewelddadigheden, dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een werkstraf van na te noemen duur.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. de Greeve, mr. M.R. Cox en mr. J.M. Bruins, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2014.
[...]