ECLI:NL:GHAMS:2014:1380

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
23-001692-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens belaging en vrijspraak van bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor belaging en bedreiging van [slachtoffer 1] en haar familie. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en het uiten van bedreigingen aan haar adres en dat van haar zus en moeder. De feiten vonden plaats tussen 13 oktober 2011 en 10 december 2011, waarbij de verdachte onder andere dreigende boodschappen via de telefoon heeft verstuurd.

Het hof heeft vastgesteld dat de aangeefster op 9 november 2011 aangifte heeft gedaan van belaging, maar dat de klacht pas op 27 augustus 2012 is ingediend. Volgens artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht moet een klacht binnen drie maanden na kennisname van het feit worden ingediend. Aangezien deze termijn ruimschoots is overschreden, heeft het hof geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de belaging.

Wat betreft de bedreiging heeft het hof geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [slachtoffer 1] heeft bedreigd in de ten laste gelegde periode. Daarom is de verdachte vrijgesproken van deze beschuldiging. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging van belaging en de verdachte is vrijgesproken van de bedreiging.

Uitspraak

parketnummer: 23-001692-13
datum uitspraak: 4 april 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer
15-740232-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
adres: [adres 1] ,
postadres: [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2011 tot en met 10 december 2011 te Haarlem, in elk geval in Nederland, en/of te Paramaribo, Suriname, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij verdachte
- veelvuldig telefonisch contact gezocht met voornoemde [slachtoffer 1] ;
- meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer 1] op haar werkadres ge- en/of bezocht;
- meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer 2] (zijnde de zus van [slachtoffer 1] ) en/of dier moeder gebeld en/of haar/hun gezegd: "jullie gaan huilen" en/of "Ik ga [slachtoffer 1] neersteken" en/of "ik ga haar opensnijden als jullie [slachtoffer 1] niet naar mij terugsturen" en/of "jullie gaan echt huilen want ik ga haar met messen open maken en ik ga haar doorboren"
en/of
hij in of omstreeks de periode van 8 november 2011 tot en met 4 december 2011 te Haarlem, in elk geval in Nederland, en/of te Paramaribo, Suriname, [slachtoffer 1] een- of meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk [slachtoffer 2] (zijnde de zus van [slachtoffer 1] ) en/of dier moeder, telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "jullie gaan huilen" en/of "Ik ga [slachtoffer 1] neersteken" en/of "ik ga haar opensnijden als jullie [slachtoffer 1] niet naar mij terugsturen" en/of "jullie gaan echt huilen want ik ga haar met messen open maken en ik ga haar doorboren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging en veroordeeld ter zake van belaging tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Niet-ontvankelijk verklaring

Belaging
Aan de verdachte is mede ten laste gelegd de belaging van aangeefster [slachtoffer 1] in de periode van
13 oktober 2011 tot en met 10 december 2011. Belaging is een klachtdelict. Vervolging kan dientengevolge enkel plaatsvinden op grond van een tijdig door de klachtgerechtigde ingediende klacht.
Het hof stelt vast dat aangeefster op 9 november 2011 aangifte heeft gedaan van belaging. Eerst op 27 augustus 2012 heeft zij een klacht ingediend tegen de verdachte met het verzoek om tot vervolging over te gaan. Op grond van artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dient een klacht binnen drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit te worden ingediend. Nu deze termijn (ruim) is overschreden, kan het openbaar ministerie niet worden ontvangen in de vervolging. Het openbaar ministerie zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van de ten laste gelegde belaging.

Vrijspraak

Bedreiging
Het hof is met de raadsman en het openbaar ministerie van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht in de ten laste gelegde periode, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van de ten laste gelegde belaging niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde bedreiging heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel en mr. J.G.W. Willems-Morsink, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2014.
Mr. J.G.W. Willems-Morsink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]