In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was betrokken bij een incident waarbij hij een andere persoon met een hakmes verwondde. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat hij werd aangevallen met een metalen soeplepel. Het hof oordeelde echter dat, hoewel er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, het door de verdachte toegepaste geweld niet proportioneel was. De verdachte had de keuze om een ander verdedigingsmiddel te gebruiken en had ook de hulp van zijn broer kunnen inroepen, die zich in de nabijheid bevond. Het hof concludeerde dat de verdediging van de verdachte niet voldeed aan de eisen van noodzakelijke verdediging en dat er geen sprake was van noodweerexces. De verdachte werd derhalve strafbaar geacht en het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met aanpassing van de overwegingen met betrekking tot noodweer en noodweerexces. Tevens werd gelast tot teruggave van een in beslag genomen sieraad aan het slachtoffer.