ECLI:NL:GHAMS:2014:1373

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
23-004489-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensensmokkelzaak na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1974 en thans gedetineerd, was beschuldigd van mensensmokkel. De tenlastelegging betrof het helpen van een aantal Albanese personen bij hun toegang tot Nederland op 12 april 2013 te IJmuiden. Tijdens een uitreiscontrole door de Koninklijke Marechaussee werden vijftien Albanese personen aangetroffen in de aanhanger van de vrachtwagen van de verdachte. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van hun aanwezigheid en dat hij zijn vracht van Duitsland naar Engeland moest vervoeren. Hij had in Antwerpen geslapen en was pas later naar IJmuiden vertrokken.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen kritisch beoordeeld. De verklaringen van de Albanese personen waren summier en boden onvoldoende bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij het inladen van deze personen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of kon weten dat de personen in zijn aanhanger waren gestapt. De rol van de verdachte en zijn werkgever werd ook in twijfel getrokken, maar het hof kon niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de mensensmokkel.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in complexe zaken zoals mensensmokkel.

Uitspraak

Vervroegde uitspraak
parketnummer: 23-004489-13
datum uitspraak: 28 maart 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 oktober 2013 in de strafzaak onder parketnummer 15-700141-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
thans gedetineerd in [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
21 maart 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 april 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen,, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een of meer ander(en), te weten [getuige 1] en/of[getuige 2] en/of [getuige 3] en/of [getuige 4] en/of [getuige 5] en/of [getuige 6] en/of [getuige 7] en/of [getuige 8] en/of [getuige 9] en/of [getuige 10] en/of [getuige 11] en/of [getuige 12] en/of [getuige 13] en/of [getuige 14] en/of [getuige 15], behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of Groot-Britannië, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft, immers heeft hij en/of zijn mededader(s) bovengenoemde personen in zijn/hun vrachtauto meegenomen, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was, terwijl dit feit werd begaan uit winstbejag en/of in de uitoefening van zijn ambt of beroep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 12 april 2013 werd bij de grensdoorlaatpost te IJmuiden door de Koninklijke Marechaussee een uitreiscontrole uitgevoerd in het kader van de Vreemdelingenwet. Tijdens deze controle werden in de aanhanger die was gekoppeld aan de truck waarvan verdachte de bestuurder was, vijftien personen met de Albanese nationaliteit aangetroffen. Deze personen hadden zich in de aanhanger verscholen achter de lading en zich niet gemeld bij de grensdoorlaatpost.
De verdachte heeft tegenover verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij zijn vracht papierrollen van Duitsland naar Engeland moest transporteren via de haven van IJmuiden. In opdracht van zijn werkgever is de verdachte vanuit Neuss (Duitsland) eerst naar Antwerpen (België) gereden, om aldaar een collega-chauffeur te helpen die geen diesel meer had en die niet wist hoe hij zijn vrachtwagen moest starten. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij rond 03:00 uur is gaan slapen in zijn vrachtwagen op een industrieterrein in de buurt van de Scheldelaan 600 in Antwerpen. Hij heeft aanvankelijk tegenover leden van de Koninklijke Marechaussee verklaard dat hij tot ongeveer 11:00 uur de volgende ochtend heeft geslapen, waarna hij tussen 12:00 uur en 13:00 uur is vertrokken richting IJmuiden. Later, nadat hij met gegevens over zijn telefoongebruik was geconfronteerd, heeft de verdachte verklaard dat hij rond 8.00 - 9.00 uur heeft gebeld, maar daarna weer verder is gaan slapen.
De verdachte heeft verklaard dat hij de in IJmuiden aangetroffen Albanezen niet heeft ingeladen en dat hij ook niet heeft gemerkt dat zij in de aanhanger zijn geklommen. De verdachte had de deuren van de aanhanger tijdens de door hem te nemen pauzes niet afgesloten, omdat zijn lading te groot was om te stelen en om eventuele schade aan de aanhanger te voorkomen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de in zijn aanhanger aangetroffen personen mogelijk wisten dat de vrachtauto naar Engeland zou gaan, omdat hij in de nabijheid van een zone stond geparkeerd waarvan algemeen bekend is dat vanaf die plek transport naar Engeland plaatsvindt en de aanhanger van zijn vrachtauto er hetzelfde uitzag (blauw zeildoek met het gele opschrift [naam]) als de aanhangers staande op het voornoemde industrieterrein.
Slechts zeven van de vijftien in de aanhanger aangetroffen personen zijn door de Koninklijke Marechaussee gehoord. De verklaringen van diegenen die zijn gehoord zijn summier en lopen op verschillende punten uiteen. Op grond van deze verklaringen kan naar het oordeel van het hof enkel worden vastgesteld dat voornoemde personen door middel van een wit bestelbusje vanuit Brussel naar Antwerpen zijn vervoerd naar de vrachtauto van de verdachte. Vermoedelijk is de witte bestelbus met de achterkant tegen de aanhanger geparkeerd en zijn de personen rond 11 uur vanuit de bestelbus in de aanhanger gestapt.
Van de gehoorde getuigen heeft alleen [getuige 9] verklaard over de chauffeur van de vrachtauto. Uit haar verklaring is op te maken dat zij bij het instappen twee mannen heeft gezien, waarvan het signalement van één van die mannen op een aantal punten overeenkomt met het signalement van de verdachte. [getuige 9] heeft verklaard dat zij
dachtdat de man met de bril de chauffeur was en komt tot de conclusie dat het een Roemeen betreft omdat zij hem een aantal keer “da da” heeft horen zeggen. Op grond van deze verklaring kan niet zonder enige twijfel worden geconcludeerd dat de door haar beschreven persoon de verdachte is. Daar komt bij dat de overige aangetroffen personen die door de Koninklijke Marechaussee zijn gehoord, juist hebben verklaard de chauffeur niet te hebben gezien, waaronder de broer van [getuige 9] die heeft verklaard te allen tijde bij zijn zusje te zijn gebleven. Naast de verklaring van [getuige 9] bevat het dossier geen stukken die aanwijzingen bevatten voor de directe betrokkenheid van de verdachte bij het inladen van de personen in de aanhanger.
De verklaringen van de verdachte roepen naar het oordeel van het hof tal van vragen op, ook wat betreft de rol van de opdrachtgever vanuit UK First Logistics, de werkgever van verdachte. De verklaring van de verdachte dat hij niet heeft gemerkt dat de aangetroffen personen in zijn zeer zwaar beladen aanhanger zijn gestapt, kan, gelet op het beperkte onderzoek dat door de Koninklijke Marechaussee is verricht, door het hof echter niet terzijde worden geschoven. Onduidelijk is of het openen van de deuren en het instappen van de personen in de aanhanger onopgemerkt kan zijn gebleven voor de chauffeur indien die zich in de truck bevond, terwijl nader onderzoek daarnaar thans niet meer mogelijk is. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om wettig bewezen te achten dat de verdachte wist of kon weten dat personen in zijn aanhangwagen zijn gestapt die hij door het verschaffen van vervoer behulpzaam was bij hun wederrechtelijke doorreis naar Engeland. Op grond van het dossier kan naar het oordeel van het hof niet wettig worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. Derhalve zal het hof de verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is (vervroegd) gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. J.G.W. Willems-Morsink, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2014.