ECLI:NL:GHAMS:2014:1352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
22 april 2014
Zaaknummer
23-000535-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van beroving juwelier en winkeloverval

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het voorbereiden van een beroving van een juwelier en het uitvoeren van een winkeloverval op 27 juli 2012 in Alkmaar. De tenlastelegging omvatte onder andere afpersing en diefstal met geweld, waarbij de verdachte samen met een mededader een medewerkster van Scapino onder bedreiging met een vuurwapen dwong tot afgifte van geld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen had voorbereid op de overval door een vuurwapen en een snorfiets aan te schaffen en de juwelier te observeren. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de straf gematigd tot 30 maanden, met dezelfde voorwaarden als eerder opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding. Het hof heeft de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar beschouwd en de strafbaarheid van de feiten bevestigd. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, die door de overval hun gevoel van veiligheid hebben verloren.

Uitspraak

parketnummer: 23-000535-13
datum uitspraak: 22 april 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 januari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 14-810337-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 27 juli 2012 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag (ongeveer 910 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "Scapino", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of hij op of omstreeks 27 juli 2012 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 910 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "Scapino", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders, * naar de "Scapino" is/zijn gegaan en/of * een vuurwapen ter hand heeft/hebben genomen en/of getoond en/of * tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Als je niet luistert dan schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard;
2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2012 tot en met 27 juli 2012 in de gemeente Alkmaar en/of elders in Nederland, tezamen in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander, althans alleen, te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging (respectievelijk artikel 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht) opzettelijk een voertuig (voor het vervoer van de dader(s) en/of de gestolen goederen) en/of een hamer en/of een vuurwapen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad en/of - heeft hij, verdachte, met zijn mededader(s) plannen gesmeed om juwelier "[bedrijf]", gelegen aan [straatnaam] te Alkmaar te overvallen en/of - heeft hij, verdachte, met zijn mededader(s) een voertuig (te weten een snorfiets) aangeschaft en/of - heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een vuurwapen aangeschaft en/of - is hij, verdachte, met zijn mededader(s) met voornoemd voertuig naar voornoemde juwelier gereden met het vuurwapen en de hamer op zak en/of - heeft hij, verdachte, met zijn mededader(s) deze juwelier geobserveerd;
3:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juni 2012 tot en met 27 juli 2012 in de gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een snorfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 27 juli 2012 in de gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan "Scapino" en hij op 27 juli 2012 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan "Scapino", welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededaders,
* een vuurwapen ter hand hebben genomen en getoond en
* tegen voornoemde [slachtoffer] hebben geroepen: "Als je niet luistert dan schiet ik", althans woorden van gelijke dreigende aard;
2:
hij in de periode van 1 juli 2012 tot en met 27 juli 2012 in Nederland, tezamen in vereniging met een ander, ter voorbereiding van een met een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging en afpersing in vereniging (respectievelijk artikel 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht) opzettelijk een voertuig en een hamer en een vuurwapen bestemd tot het begaan van die misdrijven, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, immers
- heeft hij, verdachte, met zijn mededader een snorfiets) aangeschaft en
- heeft hij, verdachte, en zijn mededader een vuurwapen aangeschaft en
- is hij, verdachte, met zijn mededader met voornoemd voertuig naar voornoemde juwelier gereden met het vuurwapen en de hamer op zak en
- heeft hij, verdachte, met zijn mededader deze juwelier geobserveerd;
3:
hij in de periode van 27 juni 2012 tot en met 27 juli 2012 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander een snorfiets heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop waardoor, naar het hof begrijpt, bij veroordeling ter zake van feit 1, geen afzonderlijke veroordeling voor feit 2 meer zou kunnen plaatsvinden.
Het hof verwerpt dit beroep.
De artikelen 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht die het plegen van diefstal met geweld of het dwingen tot afgifte van enig goed door middel van geweld of bedreiging met geweld strafbaar stellen (feit 1) en artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende het verbod een misdrijf voor te bereiden waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld (feit 2), hebben een verschillende strekking. Derhalve is sprake van meerdaadse samenloop.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
voorbereiding van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is onderzocht door drs. [deskundige 1], gz-psycholoog. De deskundige heeft geconstateerd dat bij de verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Zij heeft geadviseerd de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten. Het hof neemt dit advies over
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarde van – kort gezegd – reclasseringstoezicht. Voorts heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde] en [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 750,- en € 1.5.78,74 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor die bedragen, subsidiair onderscheidenlijk 15 dagen en 25 dagen vervangende hechtenis. Voor het overige zijn de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk verklaard. Ten slotte heeft de rechtbank de teruggave gelast aan de verdachte van het onder hem inbeslaggenomen bedrag van 40 euro.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met dezelfde bijzondere voorwaarde als door de rechtbank opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal toewijzing de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en [slachtoffer] gevorderd tot een bedrag van respectievelijk € 2.000,- en
€ 2.078,74 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor die bedragen en de teruggave aan de verdachte van het onder hem inbeslaggenomen bedrag van 40 euro.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededader voorbereidingen getroffen om een juwelierswinkel te overvallen en hier een wapen, een vervoermiddel aangeschaft en een hamer meegenomen om d evitrine kapot te slaan. Toen bleek dat de juwelierswinkel nog niet was geopend, hebben zij zich beraden en vervolgens besloten om dan maar de vestiging van Scapino te overvallen.
Bij die overval hebben verdachte en zijn mededader een medewerkster van Scapino een vuurwapen getoond en gedreigd te schieten als zij niet zou luisteren. De verdachte en zijn mededader hebben geld meegenomen en de medewerkster van Scapino gedwongen geld af te geven. Tijdens die overval was een klant aanwezig met haar destijds tienjarig zoontje. De verdachte en zijn mededader hebben zich geen rekenschap gegeven van de traumatische gevolgen van hun daad voor de slachtoffers. Voor de samenleving in het algemeen geldt dat dergelijke misdrijven, begaan op een voor het publiek toegankelijke plaats als zeer bedreigend worden ervaren en gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen.
Wat betreft de strafoplegging komt aan feit 3 geen zelfstandige betekenis toe.
Ter zitting hebben de slachtoffers verklaard dat hun leven verregaand wordt beheerst door hetgeen hen is overkomen. Voor de slachtoffers is niets meer hetzelfde als vóór de overval. Hun gevoel van veiligheid is ernstig door dit voorval aangetast, terwijl de medewerkster van Scapino niet meer in staat is om dezelfde werkzaamheden uit te voeren als van voor de overval.
Onder deze omstandigheden is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend.
Uit het reclasseringsadvies, opgemaakt door [deskundige 2], als reclasseringsmedewerker verbonden aan Reclassering Nederland van 13 december 2012 en een afloopbericht toezicht van 28 maart 2014 van de Reclassering Nederland Midden Noord blijkt dat de verdachte zich positief heeft ontwikkeld. Hij zit nu in de tweede fase van het Exodus programma en houdt zich aan de voorschriften en voorwaarden van het huis. De reclassering is bereid het reclasseringstoezicht voort te zetten.
De verdachte is blijkens een op zijn naam gesteld Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 maart 2014 niet eerder voor dergelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld. De verdachte heeft bij de behandeling in hoger beroep zijn spijt betuigd voor wat hij de slachtoffers heeft aangedaan.
Hierin vindt het hof aanleiding de hiervoor overwogen gevangenisstraf te matigen tot 30 maanden en voorts te bepalen dat een gedeelte van 10 maanden niet ten uitvoer behoeft te worden gelegd om de verdachte te weerhouden zich in de toekomst verre te houden van het plegen van strafbare feiten. Voor het opleggen van een langere proeftijd dan twee jaren, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, acht het hof geen termen aanwezig. Nu de reclassering Nederland Midden –Noord bereid is het reclasseringstoezicht met de verdachte, die nu in Groningen woont, voort te zetten en de verdachte gebaat is bij steun en hulp van de reclassering, zal het hof tevens een bijzondere voorwaarde opleggen in de vorm van een verplicht reclasseringscontact.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.078,74. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.578,74. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep voor het oorspronkelijke bedrag opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,--. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep voor het oorspronkelijke bedrag opnieuw gevoegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 46, 57, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering Nederland Midden Noord hem geeft.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een bedrag van 40 euro.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.078,74 (tweeduizend achtenzeventig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 78,74 (achtenzeventig euro en vierenzeventig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 2.078,74 (tweeduizend achtenzeventig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 78,74 (achtenzeventig euro en vierenzeventig cent) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.R. Cox en mr. J.J. Wiarda, in tegenwoordigheid van R.A.M. Truijens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 april 2014.
Mr. J.J. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]