ECLI:NL:GHAMS:2014:135

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
23-907-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht in het uitgaansleven te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 13 februari 2011 te Amsterdam. De bedreiging vond plaats toen de verdachte, die niet op de gastenlijst stond, de toegang tot club Prime werd ontzegd. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte zijn onderarm ontbloot en dreigende woorden geuit richting de portiers, waaronder het slachtoffer. Hij heeft onder andere gezegd: 'Jullie gaan eraan. Ik maak jullie af. Ik kom zo terug en dan maak ik jullie af.' Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging van dien aard was dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de woorden niet specifiek tegen het slachtoffer waren gericht, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder de bedreiging plaatsvond, in combinatie met de woorden van de verdachte, voldoende waren om de vrees van het slachtoffer te rechtvaardigen. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en het hof oordeelde dat een geldboete van €310,00 en zes dagen hechtenis passend waren. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde de straf opnieuw op, waarbij het de ernst van de bedreiging en de impact op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer in overweging nam.

Uitspraak

parketnummer: 23-907-12
datum uitspraak: 28 januari 2014
tegenspraak
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-116784-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 13 februari 2011 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk zijn onderarm(en) ontbloot en/of (vervolgens) de daarop aanwezige tatoeages getoond en/of voorgehouden aan voornoemde [slachtoffer] en/of vervolgens die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Jullie gaan eraan. Ik maak jullie af. Ik kom zo terug en dan maak ik jullie af? en/of ?ik kom jullie afmaken. Jullie weten niet uit welke bende ik kom. Ik kom terug? en/of ?Jullie weten niet wie ik ben. Tatoo-killers, Tatoo-killers? en/of: ?Vanavond gaan jullie zien wie de tatoo-killers zijn. Jullie worden geschoten vanavond?, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 februari 2011 te Amsterdam [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk zijn onderarm ontbloot en de daarop aanwezige tatoeages getoond aan voornoemde [slachtoffer] en die [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Jullie gaan eraan. Ik maak jullie af. Ik kom zo terug en dan maak ik jullie af” en “Ik kom jullie afmaken. Jullie weten niet uit welke bende ik kom. Ik kom terug” en “Jullie weten niet wie ik ben. Tatoo-killers, Tatoo-killers”en “Vanavond gaan jullie zien wie de tatoo-killers zijn. Jullie worden geschoten vanavond” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm op 13 februari 2011, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de op evengenoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
de verdachte.
Ik was vannacht bij club Prime (het hof begrijpt: op 13 februari 2011). Ik mocht niet naar binnen.
2.
Een proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm op 13 februari 2011, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de op evengenoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
[slachtoffer].
Op zondag 13 februari 2011 was ik aan het werk bij Club Prime te Amsterdam. Ik werk daar als beveiliger. Er wilde een jongen naar binnen. Hij stond niet op de gastenlijst. [getuige 1], degene die daarover gaat, vroeg mij en mijn collega’s om de jongen voor de deur weg te halen. Ik zag dat de jongen zijn onderarm ontblootte en een tatoeage liet zijn. Hij refereerde eraan dat deze tatoeage van een bende was. Ik hoorde hem roepen: “Jullie gaan eraan. Ik maak jullie af. Ik kom zo terug en dan maak ik jullie af”.
3.
Een proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm op 13 februari 2011, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de op evengenoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
[getuige 1].
Ik ben werkzaam als hostess bij club Prime. Ik zorg ervoor dat de mensen die op de lijst staan naar binnen komen. Ik zag een man aan komen lopen (het hof begrijpt: op zondag 13 februari 2011). Hij wilde niet achteraan in de rij gaan staan. Hij had meteen een grote mond. Hij werd agressief. Ik hoorde hem zeggen: Jij bent een lelijke kankerhoer.
Ik heb [getuige 2] (hof begrijpt: [getuige 2]) van de beveiliging aangesproken en hem erop gewezen dat de man vervelend en agressief was. De man wilde niet weggaan. De andere beveiliger, [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]) kwam er bij staan.
Ik zag dat de man zijn tatoeages liet zien. Hij richtte zich tegen [slachtoffer] en [getuige 2]. Ik hoorde de man zeggen: “Ik kom terug, Ik kom jullie afmaken. Jullie weten niet uit welke bende ik kom. Ik kom terug”. De man kwam op mij erg bedreigend over.
4.
Een proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm op 13 februari 2011, door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven als de op evengenoemde datum tegenover verbalisant voornoemd afgelegde verklaring van
[getuige 2].
Ik was op zondag 13 februari 2011 werkzaam al portier bij club Prime (hof begrijpt: te Amsterdam). Ik stond daar samen met [slachtoffer] ([slachtoffer]) als portier. Ik zag dat [getuige 1] in discussie was met een man. Deze man mocht er kennelijk niet in van [getuige 1]. Ik vertelde de man dat hij weg moest gaan. [slachtoffer] kwam er bij staan. Hij vertelde de man ook dat hij weg moest gaan. Ik zag dat de man zijn agressie af reageerde op [slachtoffer]. Ik zag dat hij recht tegenover [slachtoffer] ging staan. Ik zag dat hij een paar stappen naar achteren deed en ineens weer snel naar voren kwam. Hij heeft dit een paar keer gedaan. Dat kwam heel dreigend over. Ik hoorde hem zeggen: “Je weet niet wie ik ben. Tatoo-killers, Tatoo killers”. Ik zag dat hij een tatoeage liet zien. De tatoeage stond op zijn linkerarm en ik zag dat het letters waren. Daarna hoorde ik hem zeggen: “Vanavond gaan jullie zien wie de tattoo-killers zijn. Jullie worden geschoten vanavond.” Tijdens die uitspraak maakte hij een beweging met zijn handen. Ik zag dat hij een pistool nabootste met zijn vingers. [slachtoffer] zei dat ik de politie moest gaan halen.
Bespreking van een bewijsverweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd – kort gezegd – dat de verdachte dient te worden vrijgesproken op de grond dat:
1.
de woorden die door de verdachte zijn geuit, niet specifiek tegen [slachtoffer] waren gericht, zodat bij hem dan ook niet de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en
2.
mede gelet op de omstandigheden waaronder de woorden zijn geuit, deze woorden er in dit geval niet toe kunnen leiden dat bij de bedreigde de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan.
De raadsman heeft daartoe gesteld hetgeen in zijn pleitnotities dienaangaande is opgenomen. Deze pleitnotitie is in het dossier gevoegd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de woorden die door de verdachte zijn geuit weliswaar niet uitsluitend tegen [slachtoffer], maar zeker ook tegen hem zijn geuit en dus ook voor hem waren bestemd, waardoor het slachtoffer zich bedreigd heeft kunnen voelen.
Niet alleen de woorden die door de verdachte zijn gebruikt , maar ook de omstandigheden waaronder dit is gedaan, spelen een rol bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een dusdanige bedreiging dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte, zich ’s avonds, in het openbare uitgaansleven, in zowel woord als gebaar bedreigend heeft uitgelaten tegenover de portiers, onder wie [slachtoffer], die hem de toegang tot club weigerden omdat hij niet op de gastenlijst stond. Hij heeft de portier(s) niet alleen woordelijk bedreigd met de dood, welke woorden op zichzelf genomen reeds bedreigend zijn, hij heeft hun daarbij zijn tatoeage laten zien. Met het tonen van die tatoeage heeft hij gesuggereerd dat hij tot de – in Amsterdam en zeker ook bij de portiers – zeer beruchte en gewelddadige Tatoo-killers bende behoorde. Anders dan de raadsman heeft gesteld, is dit gedrag van de verdachte niet dusdanig evident onschuldig dat de portiers hebben moeten begrijpen dat hij nimmer de intentie heeft gehad om zijn bedreiging op enig moment ten uitvoer te brengen.
Naar het oordeel van het hof is daarom de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees heeft kunnen ontstaan, dat hij het leven zou kunnen verliezen. Het verweer wordt mitsdien verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gelboete ter hoogte van € 310,00 euro subsidiair zes dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00 euro subsidiair vijf dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een bedreiging van een portier van een club waar hem de toegang toe werd ontzegd. Dergelijk bedreigend gedrag in het openbare uitgaansleven roept gevoelens van onrust op bij het publiek en levert in het bijzonder een inbreuk op, op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Dat rechtvaardigt in beginsel ten minste oplegging van een geldboete.
Zoals blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 december 2013 is de verdachte twee maal eerder onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld onder andere voor een soortgelijk feit, zij het al enige tijd geleden, terwijl de verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd gedurende een aan hem opgelegde proeftijd.
Gelet hierop is een geheel voorwaardelijke geldboete, zoals door de raadsman is bepleit onder meer vanwege de hardhandige en vernederende wijze van aanhouding van verdachte door de portiers, voor zover dit al aannemelijk zou zijn geworden, niet passend. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is een geldboete zoals door de politierechter is opgelegd, passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof ook geen aanleiding een lagere geldboete op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd, gezien de hierboven genoemde documentatie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 310,00 (driehonderdtien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.R. Cox, mr. E. de Greeve en mr. J.M. Bruins, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2014.
[...]