In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, gepleegd op 13 februari 2011 te Amsterdam. De bedreiging vond plaats toen de verdachte, die niet op de gastenlijst stond, de toegang tot club Prime werd ontzegd. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte zijn onderarm ontbloot en dreigende woorden geuit richting de portiers, waaronder het slachtoffer. Hij heeft onder andere gezegd: 'Jullie gaan eraan. Ik maak jullie af. Ik kom zo terug en dan maak ik jullie af.' Het hof heeft vastgesteld dat de bedreiging van dien aard was dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de woorden niet specifiek tegen het slachtoffer waren gericht, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder de bedreiging plaatsvond, in combinatie met de woorden van de verdachte, voldoende waren om de vrees van het slachtoffer te rechtvaardigen. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en het hof oordeelde dat een geldboete van €310,00 en zes dagen hechtenis passend waren. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde de straf opnieuw op, waarbij het de ernst van de bedreiging en de impact op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer in overweging nam.