beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.138.093/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 4 april 2014
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C],
gevestigd te [J],
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. H.B. de Regt, kantoorhoudende te Alkmaar,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd te [J],
VERWEERSTER,
niet verschenen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D],
gevestigd te [J],
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. B.J.H. Kesnich,kantoorhoudende te Alkmaar.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen de hierna te vermelden personen als volgt worden aangeduid:
- verzoekster als [C];
- verweerster als [X];
- belanghebbende als [D];
- [A] als [A];
- [B] als [B];
- [A] en [C] gezamenlijk als [A] c.s.;
- [B] en [D] gezamenlijk als [B] c.s.
1.2 [C] heeft bij verzoekschrift met producties, ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen op 3 december 2013, de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven - bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van [X] over de periode vanaf 1 januari 2012, en bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
alle door [D] gehouden aandelen in [X] ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon;
[B] te schorsen als bestuurder van [X]; althans
zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer geraden acht.
1.3 [D] heeft bij verweerschrift tevens houdende zelfstandig tegenverzoek met producties, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 16 januari 2014, de Ondernemingskamer verzocht, zakelijk weergegeven, bij beschikking, voor zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [C] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken althans zijn verzoeken af te wijzen, alsmede een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van [X] over de periode vanaf 1 januari 2012 tot 16 januari 2014 en bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
40% van de door [C] en 40% van de door [D] gehouden aandelen in [X] ten titel van beheer over te dragen aan een door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon;
een door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon te benoemen tot commissaris van [X], met toekenning aan hem van een doorslaggevende stem in het bestuur indien de stemmen staken; althans
zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer geraden acht,
met veroordeling van [C] in de kosten van de procedure.
1.4 De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 6 februari 2014. Bij die gelegenheid hebben voornoemde advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen en - wat mr. Kesnich betreft - onder overlegging van een op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere productie. Namens [D] is het verzoek in die zin gewijzigd dat verzocht wordt een onderzoek te bevelen over de periode vanaf 1 januari 2013. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.
2 De feiten
2.1[X] is op 9 maart 1989 opgericht. Zij drijft een onderneming die zich bezig houdt met het kweken van bloemen en planten.
2.2[C] en [D] houden elk 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van [X]. [A] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van [C]. [B] is enig bestuurder en enig aandeelhouder van [D].
2.3[A] en [B] vormen samen het bestuur van [X] en ieder van hen is zelfstandig bevoegd [X] te vertegenwoordigen.
2.4[A] en [B] zijn broers. Zij wonen beiden in de directe nabijheid van de onderneming van [X] gevestigd.
2.5Tussen [A] en [B] bestaat al geruime tijd onenigheid. [A] c.s., [B] c.s. en [X] hebben op 30 november 2012 een vaststellingsovereenkomst gesloten strekkende tot afwikkeling van tussen hen bestaande geschillen en ontvlechting van hun samenwerkingsverbanden. Deze overeenkomst wordt hierna aangeduid als “
de Novemberovereenkomst”.
2.6In de Novemberovereenkomst is onder andere en voor zover relevant bepaald dat (i) [C] alle door [D] gehouden aandelen in [X] overneemt, (ii) door [A] c.s. en [B] c.s. gezamenlijk gehouden onroerende zaken onderling worden verdeeld, (iii) [B] zijn woning aan de Nieuweweg 17 te Den Helder overdraagt aan [A], (iv) de notariële overdracht met betrekking tot deze transacties uiterlijk op 1 maart 2013 moet zijn afgewikkeld en dat de koopsommen op dat moment dienen te zijn voldaan, (v) bij notariële overdracht per saldo € 2.250.000 aan [B] c.s. wordt betaald, en van dat bedrag maximaal € 750.000 is “
te lenen door [B] aan [A]”, waarna als “
te betalen bij notariële overdracht” een bedrag van € 1.500.000 resteert. Verder bevat de Novemberovereenkomst een optie die in werking treedt indien niet een extra bedrag van (afgerond) € 1.600.000 van de bank kan worden geleend. In dat geval dient er bij de notariële overdracht aan [B] c.s. een bedrag van € 2.250.000 te worden betaald, waarvan na aftrek van de koopsom van een door [B] te kopen stuk grond een te ontvangen koopsom resteert van € 921.040. Van dit bedrag ontvangt [B] een bedrag in contanten van € 501.040 en wordt het restantbedrag omgezet in een door [B] te verstrekken lening van €420.000.
Als voorwaarde voor een eventuele door [B] c.s. te verstrekken lening staat vermeld:
Bekend is de verwachte achterstelling bij de bank”.
Onder het kopje “
overige voorwaarden” staat onder andere dat [B] ontslag neemt per datum ondertekening overeenkomst. Tot slot vermeldt de overeenkomst het volgende:
“
Indien en zodra de in deze benodigde notariële akten zijn gepasseerd en de koopsom, behoudens het deel wat in de vorm van een lening zal worden verstrekt, geheel is voldaan, treedt [B] af als bestuurder van de Vennootschap (…); Tot dat moment, doch uiterlijk 1 maart 2013, zal [B] onbetaald verlof nemen als bestuurder van de Vennootschap.”
2.7In een e-mail van 2 december 2012 heeft [B] aan zakelijke relaties van [X] het volgende laten weten:
“
Hierbij deel ik U mede dat ik om persoonlijke redenen heb moeten besluiten mij terug te trekken uit [[X]]. (…) Hoewel de formele overdracht naar mijn broer [A] in de komende maanden zal worden geëffectueerd, zal hij met onmiddellijke ingang mijn taken overnemen.”
2.8Hoewel [B] formeel in functie is gebleven als bestuurder is hij tussen 30 november 2012 en 1 maart 2013 feitelijk niet actief geweest in [X].
2.9Bij brief van 6 december 2012 heeft J.G.M. Tesselaar, werkzaam bij Flynth adviseurs en accountants B.V. (hierna: Flynth) namens [A] een financieringsaanvraag bij de Rabobank Noord-Holland Noord U.A. (hierna: Rabobank), de huisbank van [X], ingediend. De Rabobank heeft op 15 februari 2013 een financieringsvoorstel gedaan aan [A] c.s. en [X]. Een van de voorwaarden van dat financieringsvoorstel betreft de achterstelling van de door [B] c.s. aan [A] c.s. te verstrekken lening uit hoofde van de Novemberovereenkomst ten opzichte van de door Rabobank aan [A] c.s. en [X] (hoofdelijk) te verstrekken financiering.
2.1Tussen partijen zijn vervolgens geschillen gerezen over de uitleg en de uitvoering van de Novemberovereenkomst. Tot aan de dag van de terechtzitting zijn de in 2.6 bedoelde notariële akten niet verleden en is evenmin de koopsom betaald.
2.11Na 1 maart 2013 heeft [B] zijn werkzaamheden als bestuurder van [X] hervat. In een brief van 25 maart 2013 heeft de advocaat van [B] c.s. aan [A] c.s. en [X] meegedeeld “
dat de periode van onbetaald verlof van cliënt als medebestuurder op 1 maart jl. tot een einde is gekomen. Nadien heeft cliënt zijn werkzaamheden als medebestuurder nog niet direct opgepakt, hoewel hij daartoe wel bevoegd was, omdat nog in de rede lag dat u alsnog[de Novemberovereenkomst; toevoeging OK]
zou nakomen. Op het moment dat dat niet meer in de rede lag, doch in ieder geval niet meer duidelijk was, heeft cliënt zijn werkzaamheden weer hervat, maar is hem door u de toegang tot de kantoorruimte e.d. ontzegd en is cliënt ook niet in staat gesteld om zijn werkzaamheden als medebestuurder te hervatten.”
2.12In een e-mail van 7 mei 2013 heeft [E], financieel directeur van CNB (Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale), een zakelijke relatie van [X], aan [B] het volgende meegedeeld:
“
Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud hedenmorgen, bevestig ik op jouw verzoek dat we niet bereid zijn transactie informatie te verstrekken die op de gebruikelijke wijze al aan [[X]] is verstrekt. CNB is bekend met het bericht cq. plan dat de onderneming zal worden voortgezet/overgenomen door je broer [A] en ons is ook bekend dat jullie momenteel daarover een verschil van mening hebben. De redenen en achtergronden kennen wij niet en die willen wij ook niet weten. Wij willen dan ook op geen enkele wijze hierin betrokken worden en door jouw handelswijze lijkt dit wel te gebeuren”.
2.13Flynth heeft de jaarrekening van [X] over 2012 in concept op 17 mei 2013 aan [X] verzonden. [X] heeft over het jaar 2012 een verlies van circa € 600.000 geleden.
2.14Bij brief van 13 juni 2013 heeft W.E. Smink AA (hierna: Smink) namens Flynth aan [X], [D] en [C] onder meer het volgende bericht:
“
Ik moet (…) helaas constateren dat Flynth als accountant van [[X]] met regelmaat hinder ondervindt van de onduidelijkheid over het overnametraject en de gedurende het proces gemaakte afspraken over de dagelijkse bedrijfsvoering. Ik wil bij niemand de schuldvraag neerleggen, maar constateer wel dat er voor Flynth als accountant van uw organisatie een onwerkbare situatie dreigt te ontstaan. In het belang van de continuïteit van uw organisatie hebben wij ons tot op heden nog steeds niet terug willen trekken als accountant. Dit houdt echter een keer op. In het belang van de continuïteit van uw onderneming verzoek ik alle partijen inclusief de adviseurs en advocaten te komen tot een constructief overleg om duidelijkheid te scheppen in de status van de overdracht, de financieringsaanvraag en de dagelijkse bedrijfsvoering zolang er geen definitieve overeenstemming is en Flynth hierover te informeren.”
2.15In juni 2013 heeft de Rabobank [X] aangemeld bij de afdeling Bijzonder Beheer van de Rabobank Groep. In een brief van 12 juli 2013 van die afdeling aan [A] en [B] staat onder meer:
“
Eind november 2012 heeft u een overeenkomst getekend voor de uitkoop van [B]. Tot op heden is die overeenkomst echter niet geëffectueerd, hetgeen heeft geleid tot onderlinge ruzie/onenigheid en daarmee tot de huidige zeer onwenselijke en onhoudbare situatie op uw bedrijf, die de continuïteit van de onderneming in gevaar kan brengen. U heeft beiden (…) uw standpunt weergegeven. Deze standpunten zijn door de bank gehoord en wij trekken hier uit de conclusie dat een oplossing op dit moment niet in het verschiet lijkt te liggen, aangezien beide opties die genoemd staan in de overeenkomst niet haalbaar blijken. Daarbij komt dat de resultaten over 2012 teleurstellend zijn, er is een verwacht verlies van EUR 616.400,-. Ook de verwachtingen over 2013 zijn op dit moment onzeker. (…) Bovengenoemde leidt tot een aanpassing van het risicoprofiel van uw onderneming. Op grond van artikel 26 van de algemene bankvoorwaarden verzoekt de bank u om aanvullende zekerheden te stellen. Dit betekent concreet dat de bank een pandrecht zal gaan vestigen (…).
Wij verzoeken u de getekende pandakten voor 31 juli a.s. aan de bank te retourneren.”
2.16In een brief van 29 augustus 2013 aan [B] heeft de Rabobank voorgesteld om een bedrijfsbezoek te plannen met het oog op een constructieve oplossing die zowel voor de broers als voor de bank acceptabel is in het belang van het continuïteitsperspectief van de onderneming. In dat verband heeft de bank in die brief verzocht om de resultaten over het eerste halfjaar van 2013 en de prognose 2014. Daarbij heeft zij opgemerkt dat het niet duidelijk is of de bank bereid is om voor één van beide opties financiering te verstrekken of te continueren, dat dit nader onderzocht en uitgewerkt moet worden en dat daaruit wellicht een derde optie zal volgen. Voorts is in de brief een herhaald verzoek vermeld om de pandakten uiterlijk 6 september 2013 rechtsgeldig te ondertekenen en te retourneren. Voor de bank is het stellen van zekerheid een nadrukkelijke voorwaarde om verder in gesprek te gaan over een mogelijke oplossing, aldus de brief van 29 augustus 2013.
2.17Een door de Rabobank bij brief van 19 september 2013 toegestuurde akte van verpanding heeft [A] namens [X] ondertekend en bij brief van 7 oktober 2013 aan de Rabobank geretourneerd. In deze brief heeft [A] bericht dat het hem niet duidelijk is of [B] als bestuurder instemt met de ondertekening. Voorts heeft hij meegedeeld, zakelijk weergegeven, dat voor een bestuursbesluit met betrekking tot het vestigen van zekerheden tostemming nodig is van de aandeelhoudersvergadering, dat hij [B] heeft gevraagd of zowel het bestuur als de aandeelhoudersvergadering bijeen kan komen om hierover te besluiten, maar dat dit verzoek nog niet heeft geleid tot die vergaderingen of de besluiten.
2.18Bij e-mail van 7 oktober 2013 heeft Smink namens Flynth aan [A] onder meer het volgende bericht:
“
De afgelopen week heeft ondergetekende u mondeling mede gedeeld dat wij kort geleden een brief hebben ontvangen van de advocaat van [[B]] en de aan hem gelieerde ondernemingen. In deze brief komt onder meer naar voren dat [[B]], mede-directeur van [[X]] het vertrouwen in Flynth heeft verloren. In overleg met onze juridische afdeling zullen wij inhoudelijk reageren richting de advocaat van uw broer. In de tussentijd moeten wij ons beraden over onze positie als accountant en adviseur (bedrijfskundig en fiscaal) van [[X]] (…). Voor de korte termijn betekent dit dat wij niet kunnen voldoen aan uw verzoek tot het opstellen van een geactualiseerde prognose voor 2013 en een (bijgestelde) begroting voor 2014.”
2.19Bij e-mail van 14 november 2013 heeft de advocaat van Flynth aan de advocaat van [B] het volgende bericht:
“
Hierbij deel ik u mede dat [[A]] de opdracht aan Flynth tot het vervaardigen van een geactualiseerde prognose 2013 en een bijgestelde begroting 2014 inmiddels heeft ingetrokken. [[B]] zal de betreffende bescheiden derhalve niet via Flynth ontvangen.”