ECLI:NL:GHAMS:2014:1240

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
10 april 2014
Zaaknummer
200.134.313/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder inzake schending van de Regeling rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De gerechtsdeurwaarder, appellant in deze zaak, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beslissing waarbij zijn klacht ongegrond was verklaard en hem een berisping was opgelegd. De klager, een opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder, stelde dat de gerechtsdeurwaarder stelselmatig de Regeling rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders had geschonden. De gerechtsdeurwaarder voerde aan dat er afspraken waren gemaakt over de afwikkeling van verschillende dossiers en dat er geen saldo was waarover rente berekend moest worden.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer waren vastgesteld en heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen. De gerechtsdeurwaarder had volgens zijn eigen verklaring tussentijdse afdrachten verricht en de openstaande nota's verrekend met afdrachten in positief afgesloten zaken. Klager kon niet aannemelijk maken dat zijn aandeel op de bijzondere rekening bij aanvang van twee opeenvolgende maanden hoger was dan € 500,-, wat een voorwaarde is voor het berekenen van rente volgens de Regeling.

Uiteindelijk heeft het hof de klacht van klager ongegrond verklaard en de eerdere beslissing van de kamer vernietigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor gerechtsdeurwaarders om zich aan de Regeling te houden, maar bevestigt ook dat de gerechtsdeurwaarder in deze zaak correct had gehandeld volgens de gemaakte afspraken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.134.313/01 GDW
zaaknummer eerste aanleg : 237.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer
van 8 april 2014
inzake
[deurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te[vestigingsplaats 1],
appellant,
tegen
[klager]
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. G.F.M.G. Heutink te Apeldoorn.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 20 september 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 30 juli 2013, waarbij de kamer de door geïntimeerde, verder klager, tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht gegrond heeft verklaard en aan hem de maatregel van berisping heeft opgelegd.
1.2.
Van de zijde van klager is geen verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 6 november 2013 als “productie 4” nog een drietal stukken toegezonden.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2014. De gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is niet verschenen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klager

Klager stelt zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder stelselmatig de bepalingen van de Regeling rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders heeft geschonden. Dat blijkt uit afrekeningen en declaraties die klager van de gerechtsdeurwaarder in afgesloten zaken heeft ontvangen.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

Tussen klager en de gerechtsdeurwaarder zijn afspraken gemaakt over de afwikkeling en verrekening van de verschillende dossiers die de gerechtsdeurwaarder van klager in behandeling had gekregen. Doordat de gerechtsdeurwaarder tevens volgens afspraak met klager tussentijdse afdrachten verrichtte, ontstond er geen saldo waarover de gerechtsdeurwaarder verplicht was rente te berekenen.

6.De beoordeling

6.1.
Klager doet een beroep op de Regeling rente bijzondere rekeningen gerechtsdeurwaarders (de Regeling). Dit is een ministeriële regeling op grond van artikel 19 lid 7 van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW), die op 15 juli 2001 in werking is getreden en nadien niet is gewijzigd. Een gerechtsdeurwaarder ontvangt gelden die ten behoeve van derden worden gestort op de bijzondere rekening als bedoeld in artikel 19 GDW. De Regeling neemt als uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder over het saldo op de bijzondere rekening rente ontvangt van de kredietinstelling waar deze rekening wordt aangehouden. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat een gerechtsdeurwaarder geen voordeel of nadeel dient te ondervinden van het aanhouden van deze bijzondere rekening.
6.2.
In de algemene toelichting op de Regeling wordt het volgende opgemerkt:
“Kenmerkend voor de gerechtsdeurwaarderspraktijk is dat een grote hoeveelheid kleine bedragen gedurende korte tijd op de bijzondere rekening staan. Deze kleine bedragen worden gestort door debiteuren ten behoeve van de opdrachtgevers (rechthebbenden) van de gerechtsdeurwaarder. Met deze opdrachtgevers rekent de gerechtsdeurwaarder periodiek (gesaldeerd) af. (…) Het is op dit moment praktisch ondoenlijk om (…) (op dagbasis) de daadwerkelijk aan het aandeel van iedere individuele rechthebbende toegevoegde rente te berekenen. (…) [A]an deze praktische bezwaren [kan] het hoofd worden geboden door een beperkte periode vast te stellen waarbinnen de rente onder omstandigheden niet hoeft te worden berekend (…).(…)De rente wordt berekend over het aandeel van de rechthebbende. Daaronder wordt verstaan het totale bedrag dat de gerechtsdeurwaarder ten behoeve van de individuele opdrachtgever beheert. Ook ingeval van meerdere opdrachten door een enkele opdrachtgever zal derhalve slechts sprake zijn van één aandeel per rechthebbende.”
Artikel 3 van de Regeling luidt:
Lid 1
Indien het aandeel van de rechthebbende op de bijzondere rekening of rekeningen bij aanvang van iedere eerste dag van twee opeenvolgende maanden hoger is dan € 500,-, wordt de rente per maand berekend over de helft van de som van het aandeel bij aanvang van genoemde dagen.
(…)
Lid 5
Onverminderd het vierde lid behoeft over de voorafgaande maand geen rente te worden berekend, indien het aandeel van de rechthebbende op de bijzondere rekening of rekeningen bij aanvang van de eerste dag van de maand lager is dan of gelijk is aan € 500,-.
De toelichting op dit artikel vermeldt onder meer:
“Uitgegaan wordt van het totale aandeel van de individuele rechthebbende en niet van de individuele opdracht. Dat aandeel wordt maandelijks vastgesteld. In het algemeen zal de gerechtsdeurwaarder de rente bepalen aan de hand van de saldi per rechthebbende bij aanvang van de eerste dag van iedere maand.”
6.3.
De Regeling stimuleert gerechtsdeurwaarders op deze wijze om ofwel maandelijks rente ten behoeve van opdrachtgevers te berekenen, ofwel maandelijks tussentijds met opdrachtgevers af te rekenen en het openstaande saldo lager dan € 500,- te houden.
6.4.
De gerechtsdeurwaarder heeft in deze procedure het standpunt ingenomen dat hij met klager afspraken heeft gemaakt over de verrekening van verschillende dossiers. Volgens een door hem overgelegde overeenkomst van 17 oktober 2001 met (de rechtsvoorgangster van) klager is hij tevens overeengekomen dat hij tussentijdse afdrachten zou verrichten in alle zaken waarin een surplus van fl. 500,- was opgebouwd. De gerechtsdeurwaarder heeft onbetwist gesteld dat hij tot het indienen van de klacht op 9 maart 2012 de in behandeling zijnde dossiers altijd volgens de overeenkomst heeft afgewikkeld.
6.5.
De gerechtsdeurwaarder heeft bij zijn verweerschrift in eerste aanleg een groot aantal aan klager gerichte betalingsherinneringen overgelegd. Hij heeft daarbij tevens afrekeningen in het geding gebracht, waaruit blijkt dat hij de openstaande nota’s van klager telkens verrekende met afdrachten in positief afgesloten zaken.
Klager heeft ter ondersteuning van zijn klacht in eerste aanleg veertien afrekeningen en declaraties van de gerechtsdeurwaarder in het geding gebracht. Uit deze stukken blijkt tevens van de juistheid van het standpunt van de gerechtsdeurwaarder; er werd in zaken tussentijds afgedragen en door klager niet betaalde nota’s werden verrekend met afdrachten.
6.6.
Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat het (gesaldeerde) aandeel van klager op de bijzondere rekening van de gerechtsdeurwaarder bij aanvang van iedere eerste dag van twee opeenvolgende maanden op enig moment hoger is geweest dan € 500,-. De klacht dat de gerechtsdeurwaarder stelselmatig de Regeling heeft geschonden is daarom ongegrond.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende,
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L.J. Saarloos, J.C.W. Rang en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 8 april 2014 door de rolraadsheer.